‘Wij planten ons niet voort. Wij zetten de bourgeoisie niet voort. Met ons zal er geen erfenis zijn. Het is voorbij. Wat we die hetero-varkens verwijten, is dat zij ons gemaakt hebben... en dat ze er nog meer gaan maken. Ze maken kinderen. Deze waarden verwerpen we. We verwerpen de structuur van het gezin. We verwerpen ook de maatschappij. De enige politieke mogelijkheid is de revolutie.’

Hier is een Franse jongedame met een microfoon aan het woord, jaren zestig. Ik kijk naar de documentaire Les invisibles, een portret van elf homoseksuele mannen en vrouwen van middelbare leeftijd en ouder, die voor de openbaarheid kozen in een tijd die op dit punt gesloten en vijandig was. Een prachtige documentaire over stadsmensen en buitenlui. Een vrouw uit een intellectueel milieu vertelt dat op den duur iedereen uit haar oude en nieuwe omgeving haar keuze accepteert, behalve haar moeder. En juist haar wil ze overtuigen van haar ongelijk, maar dat lukt haar niet. De moeder blijft bij haar standpunt dat een vrouw kinderen moet hebben, een goede positie in de maatschappij is ook nooit weg, maar het krijgen en hebben van kinderen blijft voor een vrouw nummer één. Moeder en dochter breken niet met elkaar, maar de dochter mag geen vriendinnen mee naar het ouderlijk huis nemen. Ooit heeft ze een vriendinnetje dat een moeder van het type ‘moet kunnen’ heeft, alle lesbische vriendinnen zijn welkom – modern en vooruitstrevend. Maar daar gaat de dochter met de strenge moeder niet op in, zij wil niet in een milieu komen waar alles getolereerd wordt, zij heeft tegenstand nodig. Ze geeft zelf als verklaring dat ze door de opvattingen van haar moeder met één been in de heteroseksuele wereld bleef staan. En dat ze anders gek zou zijn geworden in de gesloten lesbo-wereld.
Een ander verhaal dat me trof (terwijl het me bekender was) kwam van een man uit een communistisch milieu. Hij wist al van zijn zesde, zevende jaar dat hij anders was, ze lieten hem voelen dat hij anders was. In zijn puberteit onderzocht hij of hij op jongens of meisjes viel. Hij twijfelde. Vooral omdat hij uit een arbeidersmilieu kwam waar je ‘normaal’ moest zijn. Homo’s waren niet normaal. Er waren er niet veel, de enige homo was de antiekhandelaar om de hoek. In het arbeidersmilieu keken ze erop neer. Een beetje later was hij bij de Jonge Communisten. Hij verkocht hun krant en was actief in de partij. Hij werd ontboden, kreeg een goede beoordeling, hij was een goede militant, maar de partij kon zijn anders-zijn niet aanvaarden. Hij moest het lidmaatschap opgeven. Dat griefde hem diep.
Les invisibles zit vol met deze verhalen, een octopus met de homoseksualiteit als kern, maar met de armen wroetend in alle lagen van de maatschappij.