De vraag of iets echt gebeurd is, blijft actueel. Wie de krant leest, mag verwachten dat wat hij daar leest echt is gebeurd.

De vraag of iets echt gebeurd is, blijft actueel.
Wie de krant leest, mag verwachten dat wat hij daar leest echt is gebeurd. Meestal is dat ook zo, al springen met name columnisten nog weleens slordig om met de feiten, maar bijna niemand lijkt daar aanstoot aan te nemen.
Een vriend van mij, tevens schrijver, heeft zich weleens laten ontvallen dat ook recensenten erg slordig zijn met de feiten. Een recensent, zo zei hij, zou over een roman kunnen beweren dat hij uit twintig sonnetten bestaat. Niemand zou protesteren.
Kennelijk geldt het adagium: omdat in fictie niets echt gebeurd is, mag de recensent ook alles verzinnen.
Een columnist heeft natuurlijk vrijheden die een journalist niet heeft. Als Frits Abrahams beweert dat zijn vrouw lid is van de PvdA, hoeft dat helemaal niet het geval te zijn. Misschien is zijn vrouw lid van de VVD of leeft hij al jaren gescheiden van zijn vrouw. Wij weten dat niet. Het gaat erom dat de lezer van Frits Abrahams aanneemt dat zijn vrouw lid is van de PvdA. Toch kan ik me voorstellen dat een gedeelte van zijn lezers teleurgesteld zou zijn als men erachter komt dat de vrouw van Frits Abrahams al jarenlang gelukkig is met een minnaar uit Bremen en al het contact met haar echtgenoot heeft verbroken.
Kortom, een columnist mag dus liegen, maar hij moet op een dusdanige manier liegen dat zijn lezers er niet achter komen dat hij heeft gelogen.
Onlangs schreef ik voor Vrij Nederland een persoonlijk stukje, zonder enige nieuwswaarde.
De redactie wilde weten of het allemaal wel echt gebeurd was.
Als ik iets schrijf over een bezoek aan Guantánamo Bay of aan een detentiecentrum in Rotterdam, vind ik dat feiten en citaten moeten kloppen, maar ik twijfel of we mevrouw Abrahams moeten opbellen en zeggen: ‘Uw man doet in de krant een aantal beweringen over u en ik zou graag willen weten of die beweringen wel overeenstemmen met de feiten.’