Chris Kijne ziet de grootste bedreiging voor de vrede in ons continent die hij in zijn leven heeft meegemaakt. Wat te doen?

‘Vrede Europa staat op het spel in Minsk’, kopt mijn ochtendblad op maandagochtend. Het is, wanneer je even achteruit gaat zitten en het tijdvak van de afgelopen zeventig jaar op je in laat werken, een verbijsterende kop.

Want natuurlijk, kind van de Koude Oorlog en De Bom als ik ben, oorlogsdreiging is me niet vreemd. We weten hoe dicht we tijdens de Cubacrisis langs de afgrond van wederzijdse nucleaire vernietiging zijn gegaan. Leg ze in Boedapest en Praag maar eens uit dat het géén oorlog is geweest in Europa, die afgelopen zeventig jaar. Of in Vukovar en Sarajevo, om van Srebrenica maar niet te spreken.

En toch: nooit, niet toen Generaal-luitenant Jevgeny Malesjenko in 1956 optrok naar de Hongaarse hoofdstad – toen was ik trouwens drie – niet toen Jan Palach zich in 1969 op het Václavské Namĕstí in brand stak – hoewel ik weer vol schiet als ik het opschrijf – en ook niet toen onder onze ogen duizenden mannen en jongens werden afgeslacht rond Potočari, heb ik het idee gehad dat we mogelijk aan de vooravond stonden van wéér een grote oorlog op Europees grondgebied.

Lokale heethoofden

Dat is nu anders. Om allerlei redenen vind ik de strijd die nu in Oost-Oekraïne gevoerd wordt tussen lokale heethoofden, vrijwillig gestuurde huurlingen en reguliere troepen – de omschrijving geldt voor beide kampen – de grootste bedreiging voor de Europese Vrede die ik in mijn leven heb meegemaakt.

De afgelopen jaren was ik er al hardhandig achter gekomen dat wat ik tot nu toe had meegemaakt - de nucleair gewapende Koude Vrede - niet de normale toestand in de wereld was, maar een merkwaardige uitzonderingsperiode in een wereldgeschiedenis vol chaos en conflict. Nu heb ik ook nog eens het idee dat we behalve over een Tachtigjarige Oorlog over een tijdje misschien moeten spreken over de Zeventigjarige Vrede.

Vreemd genoeg kwam ik, in de week waarin het op het slagveld eigenlijk relatief rustig werd onder invloed van de lopende gesprekken tussen Merkel, Poetin, Hollande en Porosjenko, zelf tussen twee vuren te liggen. Eén vriend verscheen op televisie en betoogde dat hij de woede-uitbarsting van de Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov op de veiligheidsconferentie in München wel kon begrijpen. Waarop een andere vriend, die zijn sporen in de journalistieke Ruslandkunde zeker ook verdiend heeft, me mailde dat hij door dit soort uitlatingen langzamerhand tot zijn verdriet in de armen van de VVD gedreven werd, omdat die als enige een fatsoenlijk Rusland-standpunt heeft.

russische angst

Zijnde, in zijn ogen: Kan het eens uit zijn met die onzin over de Russische angst voor de NAVO-uitbreiding van de afgelopen tien jaar? Het enige waar het Poetin cum suis om gaat is het in stand houden van hun kleptocratie en dan zullen ze een democratische opstand aan de buitengrens natuurlijk de kop in willen drukken. Dat moeten we niet toelaten. Dus valt er niks te appeasen: tot hier en niet verder.

Dat in de beluistering van mijn televisievriend door mijn krantenvriend het een en ander aan nuance was verdwenen, is tekenend voor de situatie. Want in Buitenhof werd juist opgemerkt: het is wellicht niet terecht dat de gewone Rus bang is voor de NAVO, maar het is wél een ruimschoots door de Poetin-propaganda gevoed, reëel bestaand sentiment. En die situatie wordt juist gecompliceerd door het feit dat we tegelijkertijd te maken hebben met de Poetin-kleptocratie die we niet via de band willen ondersteunen.

Dus eigenlijk zijn ze het, qua analyse, behoorlijk eens. Maar omdat ze er qua strategie verschillende conclusies uit trekken, kan de een de ander niet goed meer verstaan. Vriend 2 wil zo hard mogelijk, zelfs met mogelijke wapenleveranties aan Oekraïne als middel, Poetin de voet dwars zetten, vriend 1 vreest dat dit de bedreigde Poetin-kliek tot wanhoopsdaden zal bewegen die ons nog lang, héél lang zullen bezuren.

standvastige teksten

Het is precies dat conflict dat deze week bij de nieuwe onderhandelingen in Minsk aan de orde is. Want - het is nu maandagochtend - ik geloof best dat er na overleg tussen Obama en Merkel geruststellende en standvastige teksten zullen worden gesproken over de eenheid in het Westerse kamp. Maar de kloof tussen Washington en Berlijn is dezelfde als die tussen vriend 1 en vriend 2.

Nog niet eens zozeer waar het de opvatting van de Amerikaanse president betreft. Obama heeft na het activistische beleid van Bush en zijn neo-conservatieven een opmerkelijke en – als je niet in Syrië woont – behartenswaardige terughoudendheid aan de dag gelegd wat betreft het gewapenderhand verdedigen van de Amerikaanse wereldorde. Maar er komen verkiezingen aan, sla-d’r-oppers als John McCain en Lindsay Graham roeren de trom en de druk op Washington om met de pantservuist op tafel te slaan loopt op.

Daarnaast Merkel. Die niet alleen economisch andere belangen heeft in het oosten van Europa, maar ook zelf het product is van een eeuw Europese oorlogen. Het lijkt mij dat haar voorzichtigheid met name ook daardoor bepaald wordt. En dat zij niet bereid is om met de onberekenbare Poetin het risico op zo’n rampzalige herhaling van zetten te nemen.

Dat is voor de Oekraïners die nu sneuvelen en voor de burgers van Maidan een mogelijk onbegrijpelijk verraad. Maar ik vrees dat, wanneer we weer even dat stapje terug doen en met hetzelfde historische perspectief kijken dat die kop in de Volkskrant zo verbijsterend maakt, zij wel de juiste koers vaart.

Democratie ontwikkelen is een langzaam, taai proces van twee stappen voorwaarts, één stap terug. Het Amerikaanse actionisme dat zo’n proces probeert te bespoedigen, is tot mislukken en erger gedoemd - remember Irak. En als het gaat om de toekomst van democratie, zijn de verhoudingen in de grotere Europese ruimte niet zodanig dat een eindoverwinning van Rusland daar op de langere termijn voor de hand ligt. Om dat proces de kans te geven, hebben we misschien nog iets meer dan zeventig jaar vrede nodig.