Het vuurrode schaamhaar van een overleden vriend leidt de gedachten van Chris Kijne naar het Oekraïense Lviv, waarover toevallig net een fascinerend boek is verschenen.

Ik wil het even met u over mijn vriend Arnold hebben. Arnold is nu ruim tien jaar dood en veel te vroeg gestorven, maar ik denk nog bijna dagelijks aan hem. Sterker, in mijn hoofd zit een soort leugenbankje, waarop een paar mensen zitten die er niet meer zijn, maar die ik altijd even om raad vraag bij belangrijke beslissingen. Arnold heeft er een ereplaatsje. Hij is nog steeds een mooie, wijze vriend.

Arnold heette Arnold Cohen en kwam uit Californië. In de jaren zeventig kwam hij met hippie-achtige motieven naar Amsterdam en vandaar dat ik hem leerde kennen in de sauna. De sauna van De Kosmos in Amsterdam, een al even hippie-achtig gebouw op de Prins Hendrikkade dat eerder als Fantasio bekend stond.

Dat van die sauna wilt u natuurlijk helemaal niet weten, maar het is belangrijk. Want daardoor weet ik dat Arnold, die ook in zijn zwarte hoofdhaar een rode zweem had, vuurrood schaamhaar had. Het viel me altijd weer op, maar ik had er verder nooit over nagedacht. Arnold was een Amerikaanse jood met toevallig vuurrood schaamhaar.

Legendarisch volk

Maar dat van dat schaamhaar wilt u al helemaal niet weten natuurlijk, en toch is dat het allerbelangrijkst. Want ik leerde Arnold pas echt kennen toen ik de prachtroman Radetzky-mars las, van Joseph Roth. Ik lees een klein stukje voor:

Een groot deel van de handelaren van wie we gewag maakten, waren joden. Door een gril van de natuur of misschien door een geheimzinnige wet die hun afstamming van het legendarische volk der Chasaren bepaalde, hadden veel grensjoden rood haar. Het laaide op hun hoofden. Hun baarden waren als branden. Uit de ruggen van hun jachtige handen staken rode, harde borstels als kleine speren. En in hun oren woekerde zachte, rossige wol als de walm van de rode vuren die wellicht in hun hoofden gloeiden.

Aan het woord is de hoofdpersoon van Radetzky-mars, de officier in het Keizerlijke leger van de Habsburgese dubbelmonarchie die gelegerd is aan de verre oostgrens van het rijk. En daar zag hij die grensjoden. Joseph Roth werd geboren in het grensplaatsje Brody, op enkele kilometers van Lemberg, zoals u weet ook bekend als Lviv of Lvov. Daar studeerde hij. En toen ik dit las, zag ik opeens Arnolds schaamhaar voor me en wist: Arnold is zo’n grensjood.

Het spijt me nog altijd diep dat ik daar – hij was inmiddels al overleden – nooit met hem over heb kunnen spreken. Wel met zijn kinderen, gelukkig, die me bevestigden dat Arnolds grootouders inderdaad vanuit Oekraïne naar Amerika waren gekomen. Zijn oudste zoon is nog bezig geweest met een boek over die wortels, is afgereisd naar Lviv en uiteindelijk naar het plaatsje Kovel waar hij allerhartelijkst door de burgemeester zelf werd rondgeleid. Als een verloren zoon.

oostgrens van het westen

Dat boek is er nooit gekomen, maar gelukkig is er nu het boek Lviv stad van paradoxen van fotograaf Dolph Kessler. Een boek dat ik verschrikkelijk graag aan Arnold cadeau had gedaan, maar dat ik nu aan zijn zoon Roger zal geven.

Omdat dit boek zo duidelijk laat zien hoe centraal de rol is die Lviv in zoveel Europese maar dus ook Amerikaanse menselijke geschiedenis speelt. Dat een Californische jood die als hippie naar Amsterdam komt er zijn wortels heeft. Dat het de oostgrens van het westen is geweest, tijdens het Habsburgse Rijk, dat het de westgrens van het Oostelijke imperiale centrum is geweest, tijdens de Sovjet- Unie.

En dat het ook gewoon tussen alles in heeft gelegen in Polen. En dat er daarom zo ontzettend veel lijnen bij elkaar komen. Op dit moment, zoals u weet, beschouwt vooral Lviv zich weer, in het gevecht met Poetin, als de oostgrens van het westen. Terwijl een ander deel van het land zich weer als de westgrens van het Oosten beschouwt. Een geschiedenis - of vele geschiedenissen - met alle hun verschrikking, bloed en menselijke ellende, wordt herhaald op de plek waar ze zich al zo vaak afspeelde.

Van al die geschiedenissen en ook van dat heden, draagt Lviv de sporen. Ik heb het oude Praag goed gekend, van voor de val van de muur. En je mag het niet vinden natuurlijk, want wie zou ik zijn om de Tsjechen de geneugten van onze westerse consumptiemaatschappij te ontzeggen. Maar iedere keer dat ik er nu kom en ik word aangesproken door zo’n toeristenjager in een Mozart-pakje, heb ik heimwee naar de melancholieke schoonheid van het nog niet opgelapte Praag onder het communisme. Het is verdwenen onder de moderne Disney-versie.

Vorig jaar was ik in Krakau en ook daar heeft de westerse vooruitgang inmiddels meedogenloos toegeslagen. Het centrale plein is een barokke orgie van Midden-Europese klassieke schoonheid, maar zo mooi gerestaureerd dat het pijn doet aan je ogen. En het is ook een weerzinwekkende toeristenkermis waar de melancholie ver te zoeken is. Er heeft een soort plastische chirurgie plaatsgevonden die alle littekens van de geschiedenis heeft weggebotoxt.

Hoezeer ik de inwoners van Lviv ook alle plezierigheden van ons vrije kapitalistische westen gun waar ze op dit moment zo hard voor vechten: ik ben toch ook heel blij dat het leger van McDonalds en Mercedes vooralsnog heeft haltgehouden aan de Poolse grens. Want al die littekens zijn in Lviv nog wel te zien. En dat weet ik terwijl ik daar nog nooit geweest ben. Want Dolph Kessler heeft ze op tijd vastgelegd. Zoals hij ook van de levens van de gewone mensen die leven tussen die geschiedenis een fraai beeld geeft.

En dat is extra bijzonder omdat, na deze zomer nog meer dan daarvoor al, van al die levens draadjes lopen naar dat van u en naar dat van mij.

Correspondent Michiel Driebergen, architect Kees van Ruyven, filosoof Ruud Meij en schrijver-journalist Pieter Waterdrinker verhelderen het verhaal waarin die lijnen samen komen.

Ik had er een fortuin voor gegeven dat boek samen met Arnold door te bladeren. Maar ik weet dat hij meekijkt, vanaf het bankje in mijn hoofd.