Ook al is de schutting tussen onze tuinen weg, wij volwassenen blijven beleefd op ons eigen terrein. Maar de kinderen voelen de grens niet.

Ik kijk op een ochtend op van mijn bureau in mijn slaapkamer en zie mijn driejarig buurmeisje van steen naar steen springen in mijn tuin. Ze lacht naar me. Ik zwaai naar haar, zij zwaait terug, ik ga verder met mijn werk.
Ik stel me voor dat het de buurman was geweest die daar vrolijk had staan lachen en zwaaien en hoe onmogelijk het dan was om na de begroeting het hoofd weer eenvoudigweg te buigen over het eigen werk en de man in je tuin te vergeten.
Ik had vroeger een vriendin die een huis verderop woonde. Nooit liepen we over de straat naar elkaar toe. We gingen altijd via de tuin van vrouw Sweeren, de oude buurvrouw. Tuin is niet echt het juiste woord voor die plek, het was een soort betonnen achterplaats met een beerput. We speelden niet vaak op die achterplaats, maar het was wel ons pad. Ik vraag me af of we de buurvrouw gedag zeiden als we haar daar tegenkwamen. Ik herinner het me niet. We besteedden er in ieder geval geen gedachten aan dat het terrein niet het onze was.
Soms wou ik dat ik de wereld weer zo kon zien. Maar toen er bij de buren door de wind een grote plant omviel in hun tuin, terwijl zij zelf niet thuis waren, zette ik hem toch niet overeind.
Ik wilde niet riskeren dat ik me ongepermitteerd met hun planten bemoeide. (‘Die schutting is nog geen week weg of ze bemoeit zich al met onze tuin!’) Tegelijkertijd voelde ik me al nalatig.
Ik houd me graag vast aan duidelijke regels, maar haal een schutting weg en weg is ook je houvast.
Ik deed alsof ik de plant niet zag, maar ik voelde hem het hele weekend daar liggen.
Ik dacht aan een vriendin van me, die niet graag zelf eten maakt voor haar baby.
Ze geeft het kind het liefst iets uit een potje, niet uit gemak, maar omdat daar zo duidelijk op staat: ‘Geschikt voor baby’s vanaf zes maanden.’ Zo’n regel staat niet op je zelfgemaakte goedje.
Ik snap dat wel, je wil ergens naar kunnen wijzen, en zeggen: ‘Kijk, hier staat dat het goed is.’