In haar nieuwe column vraagt Esther Gerritsen zich af waarom haar huis altijd een enorme rotzooi is.

Ik had een grote kamerplant cadeau gekregen. Na een maand had ik hem pas één keer water gegeven en ik vroeg me af waarom een volwassen vrouw, die haar leven toch redelijk op orde heeft, haar ene plant niet eens kan verzorgen. Zo vraag ik me ook al tijden af hoe al die rotzooi toch steeds ontstaat in mijn huis. Hoe moeilijk kan het zijn om de boel een beetje op orde te houden?

Ik heb eens goed opgelet waar het nou misgaat en bij de plant bleek het zo te gaan: ik loop er langs en denk: Ik moet haar water geven. Een prima eerste gedachte. Daarna denk ik: als ik maar niet knoei op de vloer, en moet er eigenlijk geen grotere schotel onder? Ja, dat moet ik maar eens allemaal een keer goed bekijken. Kortom, ik zie meteen complicaties, die ik op een goede dag zal verhelpen en die dag is niet vandaag, dus ik laat de hele klus maar even. Net zo gaat het met de berg vuile was op de badkamervloer. Ik loop er langs, buk al bijna om het op te rapen en in de wasmand te gooien, maar bedenk daarna dat niet alles smerig is, ik moet die was eerst sorteren.

Er ligt trouwens ook nog was in de slaapkamer, dat moet allemaal opgeruimd. Dat doen we straks dan maar allemaal tegelijk, maar niet nu natuurlijk. Ook de stapels papier op het bureau hebben hun redenen. De ene stapel moet nog uitgezocht, met de andere ben ik bezig, die derde moet naar een andere kast, nadat die kast is opgeruimd. Te veel om nu allemaal tegelijk te doen, dus doe ik niets.

De oplossing om dit te doorbreken, heb ik ook gevonden. Ik bekijk mijn huis alsof het een huis van een vreemde is. Ik weet niet wat die stapels papier betekenen, dus ik leg ze allemaal op elkaar. De eigenaar zou gaan gillen, want daar gaat de schijnbare orde, maar ik ben de vrolijke onwetende die de papieren op een en dezelfde stapel legt en een doekje over het bureau haalt, dat ziet er al netjes uit.

Ik herinner me het volgestouwde huis van een oud familielid van wie de troep problematische vormen aannam. Je kon hem niet helpen opruimen, want bij alles wat je oppakte, zei hij: 'Nee, dat moet ik nog uitzoeken.' Of: 'Nee, dat moet eerst geverfd.' Of: 'Nee, die kast die midden in de huiskamer staat, wil ik nog oliën voor ik haar terug in de schuur zet, maar dat gaat nu even niet met mijn knie.' Overal zag hij de bekende complicaties en steeds beter begrijp ik hem. Ik begrijp nu ook dat de mensen met een bende in huis niet nalatig zijn, maar juist ambitieus. Zij zullen het straks, op een goede dag, allemaal eens echt goed aanpakken, maar zij zijn niet alleen ambitieus, zij zijn ook realistisch en zij weten dat die goede dag niet vandaag is.