Hugo Blom

Precies een half leven geleden daalde ik een trap af, liep wat zoekend rond in de metro die maar twee lijnen had. Waar zou ik nu eens heen gaan?
Ik had geen doel, dus een richting bepalen was ingewikkeld. Wat had ik hier eigenlijk te zoeken? Het was louter nieuwsgierigheid die me deze kant op had gedreven, maar nieuwsgierig naar wat was ik dan? Hoe het zou zijn. Anoniem, zichtbaar en toch onzichtbaar, niet als mezelf, maar ik was het wel, liep ik rond door De Digitale Stad. Ik weet niet meer onder welke naam ik in dds was. Wel dat het niet langer dan vijf minuten duurde voor een andere stadsbezoeker een praatje met me aanknoopte. Mijn eerste virtuele gesprek. Waarin ik binnen de kortste keren in de maling werd genomen, uitgescholden en vervolgens, toen ik maar besloot er vandoor te gaan, langdurig werd achtervolgd.

Ik gebruik mijn eigen gebrek aan visie uit 1994 wel eens om aan te tonen hoe moeilijk het is om iets te zien, zelfs wanneer het voor je neus gebeurt. In dat jaar liep ik regelmatig rond op de digitale zolder van Villa 67 van de vpro aan de ’s Gravelandseweg. Nerds avant la lettre bouwden daar aan de eerste vpro.nl, we gingen met z’n allen online. Ik zag de mogelijkheden toen niet. Ik begreep er helemaal niets van, want dan zat ik nu dit stukje niet te tikken, maar lag ik ergens op mijn privéjacht lekker een boek te lezen.

In NRC lees ik dat een groep Franse journalisten jarenlang vrouwelijke collega’s online heeft bespot en geterroriseerd. ‘We dachten dat iedereen die op internet zichtbaar was het verdiende om bespot te worden’, aldus een van hen. Dat had ik helaas wel al eerder begrepen.