Hugo Blom

De Winnaar sprak en twintig minuten lang klonk zacht het geklapper van vleugels boven in de zaal. Wild gejuich steeg op uit de rijen toen hij over oikofobie sprak, over renaissance, over een claque van regenten die 'nog nooit een boek hadden gelezen'. Architectuur, beeldende kunst en muziek, gevloerde mammoeten en de doodscultus van Paaseiland streden om voorrang met de ondergang van 'de boreale wereld'.

Buiten de deuren van deze tempel immers liepen de horden die 'het straatbeeld vertekenen', die 'onze feestdagen willen afschaffen', die 'onze cultuur verkwanselen'. Dat konden ze niet over hun kant laten gaan, maar gelukkig stond hier De Winnaar die 'naar het front geroepen was', die aan een 'reis' begonnen was die pas tot een einde zou komen wanneer de huidige leiders van het 'partijkartel' 'vervangen en verslagen' zouden zijn. Straks zouden ze het allemaal nog wel eens terugluisteren, al was het alleen maar om die machtige woorden nog eens uit zijn strakke mond te horen komen.

Maar mooi en waar was het. Misschien moest er hier en daar nog eens een woord opgezocht of een boek herlezen worden. Oikofobie? Minerva? Boreaal? Ach nee, het was de muziek van de nieuwe macht, De Winnaar had zijn vleugels beschermend over hen heen gespreid, ze konden nu allemaal weer terug naar hun holletjes, ze zouden weer veilig zijn, de zon zou morgen opkomen in een Nieuw Land, in een Nieuwe Wereld.

Ze hoefden niets meer te lezen, of nog ergens over na te denken. De Winnaar wist alles en ze hoefden alleen maar te luisteren en te juichen. Hij zou over hen waken. Zo sliepen de muizen allemaal tevreden in, terwijl de uil geruisloos boven hun hoofd cirkelde. Hij had honger.