Terwijl het land verstedelijkt, rukt dialectpop uit de provincie op. Wat doet dit met het imago van het platteland?

Drieven op de brede bredden van een olde knollenkaore
Drieven op den slaegel van een poggenschot
Veur ons ligt zo völle zeeën, daor geet ’t hen bloos met ons tweeën

’t Olde holt, dat sleet maor zo nog neet kapot

Het is misschien wel een van de mooiste liedjes die hij geschreven heeft, verzucht Hans Keuper: Drieven. ‘Gekomen uit een vage herinnering aan mijn jeugd. Toen ik ervan droomde om me op een vlot te laten meedrijven over de IJssel. Met een paal waaraan een laken wappert.’ 

Keuper is al meer dan vijfentwintig jaar de frontman van de Achterhoekse band Boh Foi Toch (Achterhoeks voor ‘het is me wat!’). Een begrip in zijn eigen streek, maar voor de rest van Nederland nog relatief onbekend. De gemoedelijke muziek, die zich het best laat omschrijven als een mengeling van Tex-Mex en Zydeco (afkomstig uit de zuidelijke staten van de VS) is cultureel iconisch. De succesformule: zingen in dialect met Achterhoekse bescheidenheid.

Enorme boezem

Boh Foi Toch is een goed voorbeeld van typische streekmuziek. Met de eigen taal als handelsmerk zijn dit soort regionale bands een baken voor de eigen regio. Bijna elke provincie heeft er wel één. Zo heeft Friesland Twarres en De Kast, kent Drenthe Mooi Wark, Skik en Daniël Lohues en heeft Limburg het populaire Rowwen Hèze en Gé Reinders. En dit zijn alleen nog maar de bands die ook in de rest van het land populariteit genieten; er zijn talloze andere groepen of artiesten die zingen in eigen dialect. Waarom is deze muziek zo belangrijk voor de streek waar zij vandaan komt?

'Codes of onderliggende woordspelingen worden het beste begrepen door het eigen volk'

Hans Keuper

'Het is een manier om uiting te geven aan culturele eigenheid‘, zegt Louis Peter Grijp, hoogleraar liedcultuur en verbonden aan het Meertens-instituut. De liedteksten bevatten vaak thema’s als nostalgie, gezelligheid en dorpsgevoel. Volgens Grijp draagt dat bij aan zelfidentiteit. Door in dialect –en vaak ook over de eigen streek- te zingen komt de liefde voor en verbondenheid met de regio tot uiting. Zoals het liedje Vrouw Begeerdink, een van de populairste nummers van Boh Foi Toch, over een Achterhoekse vrouw die net in het dorp komt wonen en graag voor het raam paradeert met haar enorme boezem. Hans Keuper: ‘Ik ben nou eenmaal op mijn best als ik in mijn eigen streek ben. Bovendien is het publiek er fantastisch.’ Daar draagt volgens hem de eigen taal aan bij. ‘Codes of onderliggende woordspelingen worden het beste begrepen door het eigen volk. Neem bijvoorbeeld het woord korterbie. Dat is zuiver dialect. Anderen zouden eerder ‘dichterbij’ zeggen. Dat soort details zijn voor het publiek belangrijk.’ 

gein trappen

De grote opleving van de streektaalmuziek stamt uit de jaren negentig. Uit het niets kwamen populaire dialectbandjes het muzieklandschap versterken. Een groeiend gevoel van chauvinisme droeg daaraan bij. Dit kwam tot uiting in nummers als Limburg van Rowwen Hèze of Op Fietse van Skik. ‘Waarschijnlijk werd dit gevoel aangewakkerd door het verdrag van Maastricht in 1992, die het begin betekende voor de Europese Unie’, denkt Louis Peter Grijp. ‘Misschien dat de hechte provincies zich daardoor een beetje achtergesteld voelden. Men had het gevoel te worden opgeslokt in het grotere geheel van Europa.’

Ongetwijfeld bevindt zich in de Achterhoek het icoon van de Nederlandse dialectmuziek; daar waar de wieg stond van Bennie Jolink. Eind jaren zeventig schiep de Achterhoekse zanger met zijn band Normaal de populaire dialectpop zoals we die vandaag de dag kennen. Gepaard met een ruig imago werd er gezongen over boerenidentiteit, bier, het platteland, seks (naar eigen zeggen ‘de grootste lullen van de Achterhoek’) en snelle motoren. Dit alles omlijst door een grote afkeer voor ‘Het Westen’ (waar ‘Stadse Stoepenschijters' wonen). Spectaculair zijn de live-optredens, waar Nederland kennis maakte met de bierspuit en het strokanon. Het voornaamste doel: Høken, daldeejen en brekken en angoan. Oftewel: gein trappen.

stem van het platteland

In de veertig jaar dat de band nu bestaat, heeft Normaal op zijn zachtst gezegd een omstreden imago opgebouwd. In 1977, tijdens de opname van de clip Oerend Hard in de studio’s van TopPop, hebben de bandleden voor ruim een ton schade aangericht. Tenminste, als we de kranten mochten geloven. Normaal werd beschuldigd van agressie, vandalisme en aanranding. Achteraf bleek het allemaal mee te vallen en bedroeg de schade niet meer dan honderd gulden. Maar de toon was gezet: binnen een paar weken stond Oerend Hard op nummer 2.

'Met boerenverstand kom je blijkbaar heel ver.’

Peter Groeskamp
In die vier decennia heeft Normaal veel bijgedragen aan de emancipatie van het platteland, en de boeren in het bijzonder. ‘Door nieuwe Europese regelgeving in de jaren zeventig, kregen de boeren het gevoel dat ze in het verdomhoekje werden geplaatst’, zegt Peter Groeskamp, Achterhoeker en medesamensteller van het boek Achterhoekse Popverhalen. Volgens hem wierp Bennie Jolink zich op als stem van het platteland. De boeren herkenden zich in de teksten en kregen een reden om trots te zijn. En altijd met een sneer naar de Westerse provincies, die Jolink steevast bestempelde als arrogant. ‘Die toon sloeg met name bij de jeugd enorm aan’, meent Groeskamp. ‘Het was een kwestie van de juiste muziek en de juiste personen op het juiste moment.’

Al is de faam die de band in de loop der jaren heeft verkregen sommigen een doorn in het oog. ‘Normaal heeft het beeld sterk beïnvloed van hoe het westen tegen de Achterhoek aankijkt’, vindt Groeskamp. ‘Daar zijn wij niet altijd blij mee. Nu lijkt het alsof wij elke dag met klompen aan en een hooivork in onze hand lopen, maar dat is natuurlijk niet zo. Want ondertussen is de Achterhoek na Eindhoven wel de meest innovatieve streek van Nederland.’ Al moet Groeskamp ze nageven dat de band het marketingtechnisch zeer goed heeft aangepakt. ‘Als merk heeft Jolink de boerensamenleving wel heel slim neergezet. Met boerenverstand kom je blijkbaar heel ver.’

goede marketing

De provincies liften ondertussen dankbaar mee op het succes van ‘hun’ artiesten. Zo is de band Jovink en de Voederbietels, waarvan de zoon van Bennie Jolink de zanger is, de grondlegger van het grootste muziekfestival van Nederland: De Zwarte Cross. Het driedaagse festival trekt jaarlijks zo’n 185 duizend bezoekers. Uitstekende PR voor de provincie, dus. En ook Rowwen Hèze draagt met de traditiegetrouwe slotconcerten in thuisdorp America een mooi steentje bij aan de economie van Limburg. ‘Het is natuurlijk moeilijk te meten hoeveel economische invloed de band daadwerkelijk heeft, maar dat het goede marketing is voor de provincie is zeker waar’, zegt Ger Groot, gedeputeerde van cultuur voor de provincie Limburg. ‘Maar wat vooral belangrijk is, is dat Rowwen Hèze anderen inspireert om muziek te maken’, meent hij. ‘Zo blijft de rijke muziekcultuur in de provincie levend.’

Ook Boh Foi Toch- frontman Hans Keuper zal zijn liefde voor de Achterhoek en het dialect blijven uitdragen. Voor elke generatie. Keuper: ‘Daar kan ik tijdens onze optredens erg van genieten: dat ik jong en oud sommige van onze nummers precies zie meezingen. Dat is toch allebarstens mooi.’