Noorderlicht
Genetische waterscheiding aan de voet van de Himalaya De Leidse geneticus Peter de Knijff doet samen met zijn collega de taalkundige George van Driem onderzoek in de Himalaya. Ze willen van dat gebied gedetailleerde genen- en talenkaarten maken. Ze onderzochten het DNA van 3000 personen in de regio op dertien kenmerken. Meestal resulteert zulke informatie in een kaart waarop verschillende genetische groepen vloeiend in elkaar over lopen. Zo niet op de zuidflank van de Himalaya. Daar loopt en scherpe genengrens tussen de Oost-Aziatische bevolking en die van India. Bij de bewoners van de Himalaya is 80% van de onderzochte genen hetzelfde als die in Oost Azië, bij de Indiërs is dat 0%. En deze genetisch grens komt overeen met de taalgrens tussen Indo-Europees-sprekenden in India (de groep waar de meeste Europese talen toe behoren) en de talen van Oost-Azië, de Tibeto-Birmaanse taalgroep. Hoe die ongekend scherpe grens ontstaan is, is vooralsnog een raadsel. Is er een groep mensen vanuit Azië over de Himalaya naar het zuiden getrokken en gestopt toen ze na lang klimmen aan de voet van het gebergte stonden? Of zijn ze door Indo-Europese groepen tot aan de bergen teruggedreven? Als het laatste het geval is, moet India toen uitzonderlijk grondig van zijn Oost-Aziatische bewoners ontdaan zijn, als een etnische zuivering avant la lettre. Elders op de wereld, zijn er meer van dergelijke genengrenzen te herkennen, hoewel die niet zo duidelijk zijn als die aan de zuidkant van de Himalaya. Het wordt steeds duidelijker dat er wel degelijk subtiele maar relevante genetische verschillen zijn tussen de grote etnische groepen als Afrikanen, Amerikaanse Indianen, Aziaten en Europeanen. Maar ook in een relatief klein gebied Europa kun je genetische grenzen trekken tussen het noorden en het zuiden, als je maar de juiste DNA-kenmerken onderzoekt. Dit maakt het in principe mogelijk om de geografische herkomst van ieder mens te reconstrueren aan de hand van zijn of haar DNA-profiel. Dat is natuurlijk erg handig voor forensisch DNA-onderzoek. Nu zijn die voorspellende tests nog vaak onnauwkeurig, maar dat gaat veranderen. Er bestaan al commerciële tests waarmee je, met behulp van ruim 500.000 DNA-kenmerken, niet alleen de geografische herkomst van een persoon kunt achterhalen (Ierland), maar ook een globale voorspelling van zijn gezondheidsrisico’s (hartpatiënt) kunt maken en een beschrijving van zijn uiterlijk (rood haar). En dat voor maar $ 1000 per test. In Nederland staat de wet het al toe dat dergelijke tests worden gebruikt voor strafrechtelijk onderzoek, dus routineus gebruik door de politie lijkt onafwendbaar. Het grote probleem hierbij is natuurlijk de betrouwbaarheid en de interpretatie. Want kun je echt van iedereen zijn genetisch verleden even nauwkeurig ontrafelen? Wetenschappelijke conclusies op grond van onderzoek van een grote groep mensen kun je alleen trekken na interpretatie en statistische analyse, maar dat wil nog niet zeggen dat ze voor alle individuen gelden. En dat is waar het in het strafrecht om gaat: zekerheid over de schuld of onschuld van een verdachte. Als je op grond van de DNA-sporen kunt vaststellen dat de dader met een zekerheid van 80% uit Noordoost-Friesland komt, is dat dan ook zo? Of komt hij toch uit Afghanistan? Op grond van statistische kansen, kan niemand veroordeeld worden. ----- Wetenschapsnieuws - Beetje incest goed voor nageslacht - Luizenmummies ----- Kleuren zien Weinig dingen zijn zo vanzelfsprekend als kleuren. Ze zorgen niet alleen voor afwisseling, maar maken ook dat je de wereld om je heen beter begrijpt. Gele bananen (met een paar zwarte vlekken) zijn lekker; groene laat je liggen (of hangen). Toch is het zien van kleuren niet zo vanzelfsprekend als het lijkt, betoogde neuropsycholoog Edward de Haan op 11 februari jl. in zijn oratie ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Volgens hem is het zien en kunnen interpreteren van kleuren iets wat kinderen al op heel jonge leeftijd leren. Want de waarneming van kleur is wel degelijk een kwestie van interpretatie die onder andere afhangt van de kennis die je van de wereld hebt. Een grasveld noem je groen, ook al weet je dat dat maar ten dele waar is. Eigenlijk is een grasveld namelijk een verzameling van allerlei kleuren (niet alleen groen) met ook nog verschillende gradaties van helderheid. Maar onze hersenen brengen die informatie voor het gemak onder in de categorie groen. Maar ook de context van een kleur beïnvloedt de perceptie ervan: twee kleurvlakken met dezelfde kleur zie je als verschillend, als ze omgeven zijn door verschillende kleuren (zie het plaatje hiernaast). Kleuren zien is dus een kwestie van leren. Er zijn mensen die het, door een hersenbeschadiging na een ziekte of ongeluk, niet kunnen. Iemand die aan deze aandoening, achromatopsie, lijdt, ziet niet dat twee vlakken dezelfde kleur hebben en kan geen kleuren op volgorde leggen, maar ziet wel een verschil in helderheid. Verder functioneert zijn gezichtsvermogen zoals het hoort: hij kan lezen en schrijven en ziet de wereld duidelijk. Alleen ziet die in grijstinten, als op een zwart-wit televisie. Aan de andere kant zijn er ook mensen die wel degelijk kleuren zien, maar ze niet kunnen benoemen. Ze zien het verschil tussen groen en geel wel, maar kunnen alleen zeggen welke van die twee groen en welke geel is als ze het vergelijken met dingen waarvan ze weten dat iedereen het groen of geel noemt. Pas als ze de kleur van een broek kunnen vergelijken met een grasveld, weten ze dat die broek groen is. Je kunt deze aandoening, die kleur-agnosie heet, het best vergelijken met hoe de meeste mensen geur ervaren: zie ruiken wel degelijk het verschil tussen verschillende geuren, maar kunnen ze niet benoemen, tenzij ze een direkte vergelijking met iets bekends kunnen maken (‘poep’ of ‘rozen’). Deze afwijkingen maken duidelijk dat het zien van kleuren niet alleen een fysiologisch proces is, waarbij cellen in ons netvlies, de kegeltjes, gevoelig zijn voor rood, groen en blauw, maar ook een kwestie van leren. We verdelen het zichtbare electromagnetische spectrum in verschillende duidelijk onderscheiden categorieën, die wij “kleuren” noemen. Als een verzameling sprietjes voor het grootste deel in de categorie ‘groen’ valt, nemen we zo’n grasvlakte als constant groen waar. Dat is een psychologisch proces. Kleuren zien is dus niet alleen een kwestie van fysiologie, maar ook een psychologisch proces. ----- Veelplegers, deel 3 In de nieuwjaarstoespraken van korpschefs en officieren van justitie regende het in de eerste weken van dit jaar weer nieuwe ideeën waarmee politie, justitie en andere instellingen het probleem van het grote aantal veelplegers te lijf zouden moeten gaan. Binnen 24 uur nadat de veelpleger is opgepakt moet er direct gedragstherapie of psychologische hulp aan te pas komen, zegt de één. Snelrecht toepassen, zegt de ander. Wat gaat er schuil achter het gedrag van veelplegers? Hoe worden zij begeleid? En bieden al die nieuwe maatregelen soelaas? Irene Houthuijs doet verslag in een vierdelige reportageserie. Vandaag deel drie.