Noorderlicht
Mechanische Gierzwaluw Een modelvliegtuig dat er uit ziet en vliegt als een vogel (om precies te zijn: als een gierzwaluw), dat is wat een groep studenten van de Delftse faculteit voor Lucht- en Ruimtevaart onder leiding van David Lentink heeft gebouwd. Gierzwaluwen zijn bijzondere beestjes: ze zijn vrijwel altijd in de lucht. Landen doen ze alleen om eieren te leggen en te broeden. Zelfs slapen en paren doen ze vliegend. Het zijn echte luchtacrobaten: met ijzingwekkende snelheid maken ze vlijmscherpe bochten. En dan gaan ook nog eens zeer efficiënt om met hun energie. Eigenlijk is de gierzwaluw geen zwaluw maar een neefje van de kolibri. Het beestje is verre van zeldzaam. Vanaf mei zie je ze overal in Nederland in groepen hun achtbaanvluchten maken, op jacht naar insecten, waarvan ze op één dag tienduizenden vangen. Je kunt ze makkelijk herkennen aan hun geluid: het klinkt een beetje als een hoog “srie-srie-srie”. Het modelvliegtuigje dat de Delftse studenten gebouwd hebben, heet Roboswift (“Swift” is gierzwaluw in het Engels). Het vliegt niet door met z’n vleugels te flapperen, maar heeft een electromotor. Maar net als een echte gierzwaluw, moet het kunnen sturen door z’n vleugels onafhankelijk van elkaar naar achteren te klappen. Het “beestje” wordt uitgerust met camera’s, zodat het in de toekomst gebruikt kan worden om echte vogels tijdens hun vlucht stiekem te bekijken, of om ongemerkt in de gaten te houden wat zich op de grond afspeelt. Op 7 maart vertrekt het Roboswift-team naar India om mee te doen aan een wedstrijd voor mini-vliegtuigen die ingezet kunnen worden voor verkennings- en surveillancetaken. De wedstrijd wordt mede-georganiseerd door het Pentagon, dat waarschijnlijk wel brood ziet in een apparaatje waarmee je mensen op de grond in de gaten houdt, maar dat zelf niet opgemerkt wordt omdat het er uitziet als een gewone huis-tuin-en-keuken-vogel. Wellicht hebben de Delftse studenten een grootse toekomst voor zich in het militair-industrieel complex. ----- Wat beesten willen Om de biodiversiteit in de natuur te herstellen moet je weten wat een planten- of diersoort nodig heeft om te overleven. Daarvoor moet je precies de relatie kennen tussen de kenmerken van verschillende soorten, hun overlevingsstrategieën en de omgeving. Want je kunt de habitat van een dier wel uitputtend beschrijven, maar waarom voelt dat dier zich juist daar thuis? Bioloog Wilco Verberk van de Radboud Universiteit in Nijmegen wilde die vraag beantwoorden en ontwikkelde een methode om die relaties in detail in kaart te brengen. ----- Wetenschapsnieuws - Vanwaar dit Haar - Broederliefde onder zaadcellen - Verlegen vissen ----- Stadsontwikkeling in de negentiende eeuw Na anderhalve eeuw van stilstand en achteruitgang begonnen de Nederlandse steden omstreeks 1850 weer te groeien. In zijn boek ‘De modernisering van de stad 1850 - 1914. De opkomst van de planmatige stadsontwikkeling in Nederland’ onderzoekt Len de Klerk, hoogleraar Planologie aan de Universiteit van Amsterdam, het tasten en zoeken om de toen nieuwe praktijk van stadsontwikkeling te leren. Hij beschrijft de vroege stoutmoedige plannen die tot mislukking gedoemd waren omdat er geen politiek draagvlak voor was en de rol van de particuliere grondexploitanten en projectontwikkelaars, die voorop liepen met de pragmatische ontwikkeling van plannen. De Klerk bespreekt deze ontwikkelingen tegen de achtergrond van de invoering van de moderne staat, nieuwe politieke stromingen en de invoering van de markteconomie waarin stadsontwikkeling als een particuliere risicodragende onderneming werd beschouwd. Pionierende hervormers, particulieren, fabrikanten, stadsingenieurs en stadsbestuurders stonden aan de voet van de moderne stadsplanning. Zij werden gestimuleerd door buitenlandse voorbeelden en opgestuwd door de versnelling in de stedelijke groei als gevolg van de industriële revolutie. Omstreeks 1880 brak het inzicht door dat stadsplanning maatschappelijke voordelen biedt. Gemeenten konden uiteenlopende openbare werken beter gaan afstemmen en projectontwikkelaars wisten waar ze aan toe waren. Aan de hand van tal van verrassende voorbeelden uit vele Nederlandse steden maakt de auteur duidelijk dat onze huidige praktijken en methoden van stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening in de 19e eeuw zijn ontstaan en gevormd. Dat loopt uiteen van grondkostenvereffening en stroperige grenswijzigingprocedures tot het nooit eindigende debat over de schaal van ruimtelijke menging of scheiding van maatschappelijke klassen en de felle tegenstand tegen grote verkeersprojecten die stedenschoon dreigen te vernietigen. ‘De Modernisering Van De Stad’ (ISBN 978-90-5662-618-1) is uitgegeven door NAi Uitgevers. ----- Het gelukkige huisdier Eerste deel van een nieuwe reportageserie van Gerrit Kalsbeek over het wel en wee van huisdieren. Recent TNO-onderzoek toont aan dat in ruim de helft van de Nederlandse huishoudens een of meer gezinsleden huisdier is. Ander recent onderzoek zou uitwijzen dat 85% van de huisdieren ongelukkig is. Het gros van de huisdieren zou lijden aan zware depressies, emotionele stoornissen en ander psychisch leed. Zou dat waar zijn? De serie "Het gelukkige huisdier" is het resultaat van de zoektocht naar een antwoord op die vraag. Gerrit Kalsbeek bezocht een opleiding diermanagement, sprak met gedragskundigen, met Martin Gaus, hij was bij de plechtige crematie van Dicky, de 8 jarige Rottweiler met een moeilijk jeugd. Hij liep mee met een hondenuitlaatservice, sprak met de huisdierenhandel, de stichting AAP, deed een cursus telepathisch communiceren met huisdieren, en nog veel meer. Vandaag deel 1.