Poetry International Festival beleeft dit jaar zijn 44ste editie, en Bas Kwakman is inmiddels tien jaar directeur. ‘Wij zoeken wereldwijd naar de beste dichters, en daarbij letten we ook op hoe ze voorlezen.'

Het Poetry International Festival bestaat al ruim veertig jaar, maar de afgelopen jaren zijn er nogal wat poëzie-instituten bij gekomen in Nederland. Het fenomeen stadsdichter, de Dichter des Vaderlands en dit jaar zelfs een Gedichtenweek met een heus Gedichtenbal. Allemaal mede mogelijk gemaakt door Poetry.

De poëzie heeft in Nederland niet over aandacht te klagen?
Bas Kwakman: ‘Ik denk dat de poëzie in ieder geval wel uit de marginaliteit is. Er verschijnen steeds meer gedichten in het straatbeeld, er zijn meer poëzie-optredens en de Dichter des Vaderlands is een serieus instituut geworden. Moesten we vroeger vechten voor media-aandacht, dit jaar zat Ramsey Nasr drie keer bij De wereld draait door. Aan de andere kant hebben mensen bij belangrijke gebeurtenissen in het leven altijd naar poëzie gegrepen, dus zó nieuw is het allemaal ook weer niet.’

Toch worden er van de gemiddelde dichtbundel niet meer dan 500 verkocht. Zijn we meer een luister- of kijkpubliek geworden?
‘Ik denk dat je de invloed van poëzie niet alleen moet afmeten aan het aantal bundels dat in de kast staat. Als een dichter optreedt komen er soms wel 400 mensen luisteren, dat telt ook. Een optreden is altijd gezien als een tussenstation, maar je kunt het podium ook als eindstation zien. Het wordt steeds belangrijker hoe een dichter voorleest, ook voor ons. Wij zoeken wereldwijd naar de beste dichters, en daarbij letten we ook op hoe ze voorlezen.’

Vallen dichters die slecht voorlezen dan af?
‘Dat kan. Voorlezen ís belangrijk; een goede performer is een gids door zijn eigen poëzie. Je hoort mensen vaak zeggen dat ze door het voorlezen de gedichten beter zijn gaan snappen. Omgekeerd gebeurt het ook, dat iemand goed voorleest maar dat het geschreven werk weinig meerwaarde heeft. Die nodigen we ook niet uit.’

Op uw festival is veel aandacht voor het toegankelijk maken van poëzie, met bijvoorbeeld een masterclass poëzie lezen. Weten mensen niet meer hoe dat moet?
‘In Nederland schijnen een miljoen mensen poëzie te schrijven, maar daarvan leest bijna niemand. Uit angst dat het ontoegankelijk is. Het is echter een drogbeeld dat poëzie altijd moeilijk is. Ik wil op het festival laten zien hoe dichters een spannende en nieuwe werkelijkheid oproepen. We willen geen knieval maken voor het publiek, maar duiding brengen. Zodat het voor zowel de beginnende lezer als de zeer ervaren poëzieliefhebber interessant is. Omdat de focus dit jaar ligt op Chinese poëzie, die een heel eigen traditie en symboliek heeft, organiseren we bijvoorbeeld een masterclass “Hoe lees ik Chinese poëzie” met vertaler Silvia Marijnissen. Dat geeft handvatten bij het lezen, en verrijkt de gedichten. Zo laat je mensen ook kennis maken met dingen die ze nog niet kennen. Dat vind ik belangrijk, want we leven in een tijd waarin mensen toch vooral willen zien wat ze al kennen.’

U bent dus eigenlijk een soort missionaris?
‘Ik wil graag de bezoeker een wereldreis in de poëzie laten maken, zowel via de site poetry.nl, waar het hele jaar van alles gebeurt, als tijdens het festival in de Rotterdamse Schouwburg. Een paar jaar geleden zag ik bij het openingsprogramma een man na tien minuten alweer naar buiten lopen. Toen ik hem vroeg waarom vertelde hij dat hij elk jaar op Poetry één nieuwe dichter wilde ontdekken door wie hij geïnspireerd werd. Daar kocht hij dan meteen ook alles van. Meer goede dichters pasten niet in zijn hoofd. Bij de eerste dichter van de avond, de Ghanese Ama Ata Aidoo, was het in een keer raak. Dat vind ik mooi om te horen.’

Maar Poetry is toch ook een ontmoetingsplek voor dichters?
‘Oók, ja. Nederlandse dichters zijn erg beïnvloed door buitenlandse poëzie, en voor buitenlandse dichters die hier optreden dient Poetry vaak als een springplank om ook elders in de wereld vertaald en uitgegeven te worden. Vertalen is essentieel voor het festival. Het is de meest nauwkeurige manier van poëzie lezen. We nodigen het publiek ook uit om daar aan mee te doen. Dat kan zich opgeven om van tevoren zelf een aantal gedichten te vertalen en tijdens het festival daarover in gesprek te gaan met de dichter en zijn vertaler. Net als de migrantenverenigingen in Rotterdam die we vragen om werk van een festivaldichter uit hun vaderland te vertalen naar het Nederlands.’

De gemoederen kunnen behoorlijk oplopen tijdens die vertaalsessies, heb ik begrepen.
‘Met het vertalen duik je diep in de taal en cultuur van een land. De Spaanse vereniging is een paar jaar geleden gesplitst na discussies over de vertaling van het werk van de Uruguyaanse dichter Eduardo Espina. Dat zie je op het festival ook wel bij de vertaalsessies met dichters en professionele vertalers. Met een Koreaanse vertaler een halve middag ruziën over hoe je een bepaalde kleur blauw vertaalt, dan zit ik op het puntje van mijn stoel.’

Waarbij verwacht u nog meer op het puntje van uw stoel te zitten dit jaar?
‘Onlangs was Rotterdam in rep en roer omdat Jean Paul Gaultier kwam, de Arabische bevolking is nu in rep en roer omdat de Syrische dichter Adonis komt. Daar ben ik erg benieuwd naar, maar ik kijk bijvoorbeeld ook uit naar de Française Michèle Métail en de Duitse dichteres Elke Erb. Ik heb Erb vorig jaar zien voorlezen in Berlijn. Ze kwam op en ik vergat alles wat ik daarvoor had gehoord, ik zat helemaal ín die poëzie. Op dat soort momenten denk ik: dit moeten anderen ook zien.’