Betekenisbotsingen en nieuwe weggetjes

  • Janne Reinsma

Tijdens Poetry International verschijnt Duplex, een bundeling grafische gedichten van dichters en striptekenaars. Geen ‘verstripte’ gedichten, maar nieuw werk in samenspraak, waarin woord en beeld even zwaar wegen.

© Daniël Dee en Robert van Raffe, Vallen

Een tweede duo dat elkaar niet eerder ontmoette bestaat uit dichter Daniël Dee en tekenaar Robert van Raffe. Beiden afkomstig uit Rotterdam, kwamen ze tijdens hun eerste kennismaking al snel op het idee ‘iets’ met Rotterdam te doen. ‘Noem het iets grootstedelijks,’ zegt Daniël Dee.
Of in de woorden van Robert van Raffe: ‘Iets rauws en moderns’. Het leidde tot het beeldgedicht ‘Vallen’, dat opent met een beeld van het futuristische gebouw De Rotterdam en de zin ‘Het leven is één langgerekte les in vallen’. In wat volgt wordt iemand rondgeleid in dit overweldigende glazen gebouw. Hij wordt ‘overvallen’ door beelden en herinneringen aan vallen. Aan zelfmoord, maar ook aan het ‘voor iemand vallen’.

Daniël Dee: ‘Robert koos ervoor om voor verschillende elementen in het gedicht verschillende soorten kaders te gebruiken, hij vertaalde het gedicht in hoekige, ronde en kaderloze beelden. Hij voegde ook beelden, associaties en dubbele bodems toe die ik zelf niet altijd in het gedicht heb gelegd. Dan dacht ik: wat geinig, zo kun je het ook zien inderdaad. We hebben elkaar eigenlijk heel vrij gelaten; het enige wat telde was dat het een goed grafisch gedicht werd. Per mail legden we aan elkaar uit waarom we voor bepaalde woorden of beelden kozen, welke interpretatiemogelijkheden we zagen.’

Robert van Raffe kwam op het idee voor verschillende kaders door de manier waarop Daniël Dee de bladspiegel benutte: ‘Daniël werkte met inspringingen om te laten zien dat daar een andere laag van het gedicht begon, bijvoorbeeld de herinneringen van de ik-persoon. Verder zit er ook nog een gedicht-in-het-gedicht, waar ik weer wat anders voor verzon en de zinnen deels lostrok en in een afwijkend lettertype over het hele gedicht verspreidde. Voor mijn gevoel is het goed gelukt om samen tot iets nieuws te komen: niets was heilig tussen ons, het gedicht niet en het beeld ook niet. Soms heb ik ergens iets anders in gelezen dan Daniël bedoelde, maar het wel weer zo verbeeld dat het ambigu bleef. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat je een gedicht zo uitbeeldt dat het uitgelegd of dichtgetimmerd wordt, er moet ruimte zijn voor je eigen interpretatie.’