Vanaf donderdag in de bioscoop: A Serious Man, de nieuwe komedie van Joel en Ethan Coen, over een doodgewone, uiterst serieuze man wiens leven van het ene op het andere moment als een kaartenhuis in elkaar lijkt te storten wanneer zijn vrouw bekend maakt te willen scheiden. Een mooi moment om weer eens het oeuvre van de non-conformistische Amerikaanse broertjes, die sinds Blood Simple en Fargo niet meer weg zijn te denken uit de moderne filmgeschiedenis, onder de loep te nemen.
De feiten
Geboren: 29 november 1954 (Joel) en 21
september 1957 (Ethan), Minneapolis, Minnesota, VS.
Actief als:
scenarioschrijvers, regisseurs, producenten, editors.
Eerste film:
Blood Simple (1984), een overdonderend debuut waarmee de Coen-broers meteen met
grof geweld hun plek in het Amerikaanse filmlandschap afbakenden.
Prijzen: wonnen in 2008 vier Oscars (oa beste film en beste regie) met No
Country for Old Men; kregen in 1997 al eens een Oscar voor het scenario van
Fargo; wonnen de Gouden Palm voor Barton Flink (1991); later nog drie maal
genomineerd voor de prestigieuze prijs van het Cannes Filmfestival met No
Country for Old Men (2007), The Ladykillers (2004), The Man Who Wasn’t There (
2001), O Brother Were Are Thou? (2000), Fargo (1996) en The Hudsucker Proxy (
1994); kregen voor hun debuut Blood Simple gelijk de Grand Jury Prize op het
Sundance Filmfestival.
Beste film
No Country
for Old Men. Hierin komt alles samen: de preoccupatie met geweld, de voorkeur
voor zwarte humor en opvallende personages, de eigenzinnige stillering. De film
weet precies de juiste balans te vinden tussen levensecht en karikaturaal.
Slaagt er dus in zowel in te ontroeren als te amuseren, wat tamelijk nieuw is
voor hun films. Vaak lag het accent op amuseren, waarin ze overigens in de
meeste gevallen glansrijk slaagden.
Ook zien: Blood Simple, Fargo, The Big
Lebowski, O Brother, Where Are Thou?
Slechtste film
Minder geniaal is bij de Coens een passender criterium dan ‘slecht’. Met
Intolerable Cruelty (een lompe romkom met George Clooney en Catherine Zeta Jones
) bleek dat het bewandelen van de platgetreden Hollywood-weg de broers iets
minder goed afgaat dan het individuele pad. Een nog beter (of slechter)
voorbeeld is hun remake van The Ladykillers (met Tom Hanks).
Handelsmerk
Weidse landschappen, kleurrijke regionale omgevingen
, (onsympathieke) personages die een tik van de molen hebben gekregen, misdaad,
bizar (en zinloos) geweld, wrange en/of over-the-top-humor, (opvallende)
stillering, een lange sequentie van een sleutelgebeurtenis in de film waarin
alleen muziek te horen is, oogstrelend camerawerk en messcherpe montages. Maar
een typische Coen-film is net zo magisch als het Coca-cola recept: je kunt de
afzonderlijke ingrediënten misschien wel destilleren, het gaat om de juiste
samenstelling.
De Coens over de Coens
(over
No Country for Old Men) ‘Als mensen de film willen zien voor wat ie is – een
achtervolgings-, suspense-film of wat dan ook – dan is dat prima. Sterker nog:
vanuit ons oogpunt betekent dat dat de film op een bepaalde manier blijkbaar
goed werkt. Als mensen erom lachen – mensen lachen vaak op momenten dat wij het
niet verwachten, of überhaupt niet verwachten dat ze lachen om een film van ons
– dan zitten we daar ook niet mee. Dus het is voor ons hoe dan ook geen punt of
iemand onze films komisch of juist helemaal niet komisch opvat.’
(Movies
.com, 2007)
(over Fargo) ‘Met onze zesde film konden we eindelijk
de aparte sfeer en cultuur oproepen van onze geboortestreek Minnesota. Het is
een plek die zelfs voor veel Amerikanen exotisch is, omdat de halve populatie
van Scandinavische oorsprong is. In de regio waar wij opgroeiden, zijn er weinig
immigranten van de eerste generatie, maar hun manier van praten - het ritme, de
klanken, de accenten - is een mengeling van Canadees, Midden-Amerikaans en
Zweeds.’
(Knack, 1996)
'Dat iedereen het zo erg vindt dat wij
een remake doen, maakt het juist zo onweerstaanbaar.'
Cinema.nl, 2004 (
over The Ladykillers)
‘Een paar koeien in O Brother, Were Are Thou
?; we hebben al eens een konijn en een hagedis opgeblazen; nu weer een hond in
No Country… We hebben al een hoop dieren vermoord.’
(The Guardian, 2007 )
‘In onze ervaring vormt de titel van een film zich al in een heel vroeg stadium
vanzelf, of hij komt helemaal niet bovendrijven. Dan wordt het iets waar we aan
het einde ontzettend mee worstelen.’
BBC, 2001 (over The Man Who Wasn't
There)
(over Fargo) ‘Om trouw te zijn aan ons True Story-
uitgangspunt, wilden we zoveel mogelijk de-dramatiseren. De gewelduitbarstingen
hebben iets arbitrairs. Het gebeurt zomaar, wat het nog angstaanjagender maakt.
Zoals die scène op de parkeerplaats waar de schoonvader in de borst wordt
geschoten. Zo gaat het ook in het echte leven: het geweld overvalt je, voor je
het weet is het al voorbij.’
(Knack, 1996)
‘Ik kan er bijna
de klok op gelijk zetten hoe ik me zal voelen tijdens de verschillende fasen van
het maakproces. Als ik de daily’s bekijk, de stukjes film die we dagelijks
opnemen, ben ik heel tevreden en optimistisch over hoe ze zullen gaan uitwerken
. Als ik ze dan weer terugzie bij het monteren, wil ik onmiddellijk naar huis,
mijn polsen doorsnijden, in een warm bad stappen en zachtjes wegglijden. Maar
dan, heel langzaamaan – soms – kom ik weer terug bij dat gevoel dat ik in eerste
instantie had.’
(Time, 2007)
(over de samenwerking met grote
Hollywoodstudio’s) ‘We doen niet anders. We zijn ook niet bang voor studio-
inmenging. Ze vragen ons toch? Dat doen ze omdat ze ons goed vinden. Waarom
zouden ze dan iets aan onze films willen veranderen?'
(Cinema.nl, 2004)