Als een crimineel zonder advocaat die niet weet wat hij heeft misdaan. Zo voelde de vijftigjarige Franse beeldhouwster Camille Claudel zich in 1915, toen ze al twee jaar opgesloten zat in een gesticht.

De wanhoop druipt van haar vermoeide gezicht in Juliette Binoche's make-up-vrije vertolking van drie beslissende dagen in haar leven; een reconstructie aan de hand van brieven en medische archieven, door de Franse filosoof/regisseur Bruno Dumont ( La vie de Jésus, L'humanité, Flandres). Voor het eerst ging hij daarvoor in zee met een steractrice, waar hij voorheen bij voorkeur met non-professionals werkte.

De toevoeging '1915' onderscheidt zijn film van het eerdere melodrama uit 1988 over Claudels jarenlange verhouding met de getrouwde Auguste Rodin. In Dumonts geserreerde portret spookt een oudere Claudel ontredderd door koudblauwe Vermeerse interieuren, langs de bladerloze takken van een boom op een ommuurde binnenplaats. Een sensitief, intelligent wezen omringd door mensen met zware geestelijke handicaps, die worden vertolkt door echte gekken. Hartverscheurend openhartig spreekt ze over haar geestesgesteldheid tegen haar behandelend arts. Die steunt haar in haar wens bij haar familie te mogen leven. De hoop daarop vervliegt echter op dag drie, als ze bezoek krijgt van haar jongere broer Paul; dichter, diplomaat en devoot katholiek. Hij is haar tegenpool en rivaal, een egocentrische mysticus, die het creatieve doodvonnis tekent van zijn vrijgevochten zus.

Zoals altijd bij Dumont gaat het over menselijke verhoudingen, geweld, de overweldigende natuur en het dunne laagje vernis dat beschaving heet. Maar ook over creativiteit en film in zijn puurste vorm; het verstrijken van tijd, scheppen uit het niets. Dumont toont een vrouw die versteend raakt. Binoche is verpletterend, met een grotendeels woordenloos optreden vol nuances, waarvoor ze haar ziel binnenstebuiten keert.

De laatste akte van de film, waarin broer Paul zich op zijn bezoek voorbereidt, steekt daar nogal grotesk tegen af als een theatraal traktaat over de dunne scheidslijn tussen genie, gekte en geloof. Paul, gespeeld door theateracteur Jean-Luc Vincent, zet met zijn deemoedig ten hemel geslagen vissenogen een bezeten griezel neer die maar matig tot de verbeelding spreekt. Dat maakt dat ook het treffen tussen broer en zus de nodige spanning ontbeert. Dat het pleit al is beslecht, is bij voorbaat duidelijk.

Als portret van Claudel is de film subliem, maar waar het de relatie tussen broer en zus betreft, mist Dumont subtiliteit.

NB: EYE wijdt vanaf 12 september een retrospectief aan Dumonts eerdere werk.