Sportbeslissingen op basis van statistische gegevens: Billy Beane, manager van honkbalteam de Oakland Athletics, ontketende er een revolutie in de sport mee. Brad Pitt speelt Beane in Moneyball, een film over creatief denken en zaken doen. En ook een beetje over honkbal.

‘Het is een wonder dat ik überhaupt in deze film mocht spelen. Ik heb namelijk niets met honkbal. Ik heb een jaar geworsteld toen ik op school zat en nog een jaar gedoken. Alles behalve honkbal!’ Dat zegt acteur Brad Pitt in het septembernummer van het Amerikaanse tijdschrift Sports Illustrated. Pitt staat op de cover vanwege de Amerikaanse release van de film Moneyball. Daarin speelt hij Billy Beane, de technisch directeur van honkbalteam de Oakland Athletics.

Beane bestaat echt en is nog steeds de baas van de A’s, maar de film zoomt in op de competitie van 2002: een cruciaal moment in Beane’s loopbaan. Aan het begin van dat seizoen is hij net zijn drie belangrijkste spelers kwijtgeraakt aan de concurrenten uit New York en Boston, teams met zo veel geld dat ze ieder jaar weer de topspelers kunnen wegkopen bij minder kapitaalkrachtige teams. Teams als de Athletics.

Beane beseft dat hij nooit zal kunnen meedoen aan deze spelerswedloop en besluit het over een andere boeg te gooien. Hij gaat niet langer uit van de spelersrapporten van zijn scouts, maar kijkt uitsluitend naar de statistische gegevens van spelers. Harde, controleerbare data die aangeven dat een boel spelers die bij de scouts niet populair zijn – en dus goedkoop – wel degelijk een belangrijke rol kunnen spelen in een team.

En zo verzamelt hij een groep spelers om zich heen die volgens de klassieke scouts kneusjes zijn, mislukkelingen. Dikke spelers, spelers met lelijke vriendinnen (wat zou duiden op weinig zelfvertrouwen), pitchers met een afwijkende manier van gooien, etcetera. Aanvankelijk vertaalt Beane’s radicaal nieuwe aanpak zich niet op het veld, maar ondanks alle weerstand van spelers, collega’s en sportpers zet hij door. En juist dat was wat Pitt aantrok in Moneyball: ‘I’m a sucker for the underdog story.’

Creatief denken
Moneyball is geen typische Hollywood-honkbalfilm zoals Field of Dreams, Bull Durham of The Natural, films over verlopen spelers die een tweede kans krijgen, pitchers die ineens weer kunnen mikken, hitters die weer raak slaan. Films gemaakt volgens de wetten van de sportfilm, met een inspirerende climax in de derde akte, wanneer tijdens een allesbepalende wedstrijd de overwinning in de allerlaatste seconde voor de poorten van de hel wordt weggesleept. In Moneyball is natuurlijk wel honkbal te zien, maar de actie speelt zich meer af in het clubhuis dan op het honkbalveld.

Regisseur Bennett Miller ( Capote) bleef wat dat betreft het boek trouw waarop de film gebaseerd is. Journalist Michael Lewis schreef in 2003 de bestseller Moneyball: The Art of Winning an Unfair Game. Dat boek begon ooit als krantenartikel. Niet voor het sportkatern, maar voor de economiepagina’s. In Moneyball staat Lewis uitgebreid stil bij de zogenoemde sabermetrics  waardoor Beane zich in zijn beslissingen liet leiden. En bij de handige manier waarop hij spelers met managers van andere honkbalteams ruilde.

Lewis’ Moneyball gaat dan ook meer over creatief denken en zaken doen dan over honkbal. Dat er in zijn boek überhaupt een film zat verbaasde hem dan ook. ‘Mijn boek heeft geen plot, of een spanningsboog zoals je die vaak in films tegenkomt. Het kan niet eenvoudig geweest zijn daar een oplossing voor te vinden, en het was een bijzonder aangename verrassing dat de regisseur en de scenarioschrijvers het onmogelijke voor elkaar hebben gekregen: niet alleen hebben ze een film gemaakt die ik heel goed vind, ze zijn ook nog dicht bij het boek gebleven.’

Complexe kwesties
De scenarioschrijvers die dat onmogelijke voor elkaar kregen zijn niet de minsten. Steven Zaillian (o.a. Schindler’s List) schreef in 2007, toen regisseur Steven Soderbergh nog aan het project verbonden was, de eerste versie van het script. Toen de semi-documentaire aanpak die Soderbergh voor ogen stond veel te gewaagd bleek voor filmstudio Sony Pictures, schoof het project door naar Bennett Miller. Die riep gelijk de hulp in van scenarioschrijver Aaron Sorkin, omdat Sorkin in The Social Network had bewezen dat hij een meester is in het schrijven van pakkende dialogen over complexe, technische kwesties. Zonder de kwesties daarbij uit de weg te gaan.

Een goed voorbeeld daarvan in de film, en ongetwijfeld uit de koker van Sorkin, is de scène waarin Beane met verschillende andere managers tegelijk aan het onderhandelen is over een spelersruil. Via de telefoon. Hij wordt bijgestaan door Peter Brand, een Yalestudent die zelf nog nooit op een honkbalveld gestaan heeft, maar wel eindeloos veel data heeft verzameld en geanalyseerd. Hij is het brein achter Beane’s revolutionair nieuwe aanpak.

Beane speelt de ene manager tegen de andere uit, en laat achteloos namen van spelers vallen die Brand – erg goed, en nooit op de lachers gespeeld door Jonah ‘Superbad’ Hill – hem influistert. De scène swingt. Door de spanning, maar vooral door de snelle, gevatte dialogen. Je kan zien, en voelen, dat de overwinning die tijdens die onderhandelingen wordt behaald voor de twee mannen vergelijkbaar is met een winnende homerun in de laatste inning. Misschien is Moneyball dan toch een sportfilm.