Ondanks een enorm budget en veel digitaal geweld is World War Z bepaald niet baanbrekend. Vier zombiefilms die dat wél zijn.

In niets lijken ze nog op de traag wandelende, ingewanden etende ondoden van weleer, de zombies in de meer dan 250 miljoen dollar kostende blockbuster World War Z (vanaf deze week in de bioscoop). Met zijn duizenden tegelijk razen ze door het beeld, over elkaar klauterend om een metershoge muur in Jerusalem te bestijgen, of om al springend een helikopter uit de lucht te halen . Maar ondanks het enorme budget en al het digitale geweld lijkt een plekje in het canon der zombiefilms niet voor regisseur Marc Forster en producent/ hoofdrolspeler Brad Pitt weggelegd. Daarom: vier films die dat wel verdienen, en de evolutie van het zombiegeslacht bepaalden.

White Zombie (1932)

Mijlpaal: Moeder aller zombiefilms, en volgens Gary Don Rhodes’ boek White Zombie: Anatomy of a Horror Film, de film die horror definitief als genre op de kaart zette.

Plot: Bela Lugosi (Dracula), de man met de angstaanjagende ogen en mysterieus Hongaars accent die steevast getypecast werd als horror-boeman, speelt voodoo-dokter Legendre. In opdracht van een jaloerse plantage-eigenaar op Haïti brengt hij de maagdelijke Madelaine als slaaf onder zijn controle, tot wanhoop van haar verloofde. ‘She was not alive nor dead, just a White Zombie perfoming his every desire,’ zo las de filmposter in 1932.

Symboliek: Vrijwel elke zombiefilm weerspiegelt angstgevoelens die verder gaan dan wat er zich aan de oppervlakte afspeelt. Met een lelieblanke jonge vrouw die onder de invloed van inheemse zwarte magie komt, in een land van plantages en slavernij, is de analyse van White Zombie snel gemaakt. Tegelijkertijd is de film zo’n rommelpotje – zij het vermakelijk – dat je er van alles in kunt zien. Zo ‘ontdekte’ Rhodes in de scènes tussen Legendre en plantage-eigenaar Beaumont een verborgen sm-relatie.

Soortgenoten: In bijna alle vroege zombiefilms – o.a. I Walked with a Zombie (1943), met wederom een blanke vrouw als zombie en een exotische plantage als setting – betreft het de zombie als slaaf, gebaseerd op de Afrikaanse en Caribische voodoolegendes. Ze staan volledig onder controle van hun meester, maar in tegenstelling tot de latere zombies hebben ze geen zelfstandige, agressieve neigingen. Een lowbudget remake van White Zombie volgt in 2014, geregisseerd door ene Creep Creepersin (vermoedelijk niet zijn echte naam).

Night of the Living Dead (1968)

Mijlpaal: Het genre lag al jaren op zijn gat toen George A. Romero in 1968 enigszins toevallig (een bevriende slager/acteur met een voorraad ingewanden deed Romero besluiten een zombiefilm te maken) het toneel besteeg met deze fantastische mix van horror, maatschappijkritiek en heel veel ranzigheid. Het werd de film die alles veranderde, en lange tijd – volgens sommigen voorgoed – de spelregels van het genre bepaalde.

Plot: De ondoden zijn niet langer slachtoffer van een voodooritueel, maar sloom voortbewegende lijken die door straling weer tot leven zijn gewekt, met een onstilbare honger naar menselijk vlees. Een van Romero’s meesterzetten was de doodsimpele setting: een groep doodsbange mensen in een boerderij in Pennsylvania, omringd door tientallen ‘flesh-eating ghouls’ (het z-woord valt niet), meer is het niet. Al had dat vooral met het startbudget van 6000 dollar te maken.

Symboliek: Menig criticus zag er een reflectie van de gruwelijkheden van het Vietnamtijdperk in. Voor Romero zelf stonden de zombies juist symbool voor de hippies. ‘De revolutionaire maatschappij die de oude opslokt, in dit geval letterlijk,’ zo vatte Romero het ooit samen. Maar nog belangwekkender is Romero’s commentaar op de burgerrechtenbeweging, door de Afro-Amerikaanse acteur Duane Jones als held te casten, te midden van racistische rednecks.

Soortgenoten : Onder meer opvolgers Dawn of the Dead (1978) en Day of the Dead (1985) – met wederom zwarte acteurs in de hoofdrol – en niet te vergeten de geschifte culthit Zombie (1979) van Italiaan Lucio Fulcis, waarin een levende dode onder meer een haai te lijf gaat. Maar eigenlijk alle zombiefilms – en vrijwel alle horrorfilms – die de decennia erna volgden, zijn schatplichtig aan Romero.
 

28 Days Later... (2002)

Mijlpaal: Voor de puristen: technisch gezien is 28 Days Later..., van Trainspotting-regisseur Danny Boyle, misschien geen zombiefilm. Het is immers een razernijvirus dat de Britse populatie in een hondsdolle horde kannibalen verandert, en niemand staat op uit de dood. Maar hoe dan ook is het de film die het subgenre nieuw elan bracht, en de rennende, intelligentere zombie populariseerde.

Plot: Nadat dierenactivisten besmette chimpansees uit een laboratorium laten ontsnappen, wordt Groot- Brittannië in luttele dagen tijd overspoeld door een razende meute geïnfecteerden. Ondertussen werkt het leger in een militaire basis aan de herpopulatie van het land, met behulp van opgefokte soldaten en seksslavinnen.

Symboliek: De desintegratie van de maatschappij, en hoe snel mensen in moordlustige, verkrachtende monsters – in dit geval niet de geïnfecteerden maar de militairen – kunnen veranderen zodra alle regels wegvallen, staan centraal. Onder andere de gruwelijke burgeroorlogen in Sierra Leone en Rwanda dienden voor Boyle en scenarist Alex Garland als inspiratie.

Soortgenoten: Rennende zombies waren zeker niet nieuw (zie o.a. komedie The Return of the Living Dead uit 1985), maar sinds 28 Days Later lijken ze het grotendeels overgenomen te hebben van hun tragere soortgenoot. Nota bene de remake van Romero’s Dawn of the Dead uit 2004 moest het zonder de voortschuifelende ondoden doen. Romero zelf was niet echt onder de indruk: ‘Ik ben niet bang voor dingen die op me af rennen; het is net Space Invaders.’

Shaun of the Dead (2004)

Mijlpaal: Zeker niet de eerste parodie, maar veruit de beste. Bovendien slaagde regisseur Edgar Wright (Hot Fuzz) erin de zombies boven het verdomhoekje van de horror uit te tillen. Samen met 28 Days Later en Frank Darabonts immens populaire televisieserie The Walking Dead (Golden Globe-winnaar beste drama) verantwoordelijk voor de huidige renaissance binnen het genre.

Plot: Lapzwans Shaun (Simon Pegg) brengt het merendeel van zijn tijd al gamend of zuipend door met nog grotere nietsnut Ed, tot woede van zijn vriendin. Ze wil meer van het leven dan avond na avond door te brengen in lokale kroeg The Winchester, een wens die in vervulling gaat als door onbekende oorzaak de straten van Londen zich in rap tempo vullen met bloeddorstige, trager dan trage Romero- zombies (‘De dood is geen energiedrank,’ aldus Pegg).

Symboliek: De zombie als symbool voor conformisme, en de sleur van het bestaan. Nieuw was het zeker niet, maar zo hilarisch verbeeld als in Shaun of the Dead werd het nog nooit. Briljant zijn vooral de openingsminuten van de film , waarin niemand in de gaten lijkt te hebben wat voor een ramp zich aan het ontvouwen is, en de waggelende monsters met lege blik worden aangezien voor zwervers of dronkaards.

Soortgenoten: Meerdere parodieën volgden, met Ruben Fleischers Zombieland (2009) als grootste uitschieter. Ook zeer de moeite waard, maar ongeschikt voor de zwartgallige zombie-liefhebber: het zeer recente Warm Bodies (2013), met in de hoofdrol hipsterzombie R, wiens hart langzaam ontdooit dankzij de charmante, nog levende Julie.