Ludek Munzar: cast.
Er zijn 4 films gevonden.

Kdo se boji, utiká

1986 | Drama

Tsjechoslowakije 1986. Drama van Dusan Klein. Met o.a. Pavel Kriz, Josef Somr, Ludek Munzar, Ilja Prachar en Anna Kazmierczak.

De sociale vorming van zigeuners in de moeilijke na-oorlogse jaren, gezien door de ogen van een jonge leraar uit een grensdorp. Zijn affaire met een zigeunermeisje leidt tot dramatische complicaties, maar hij besluit zijn school niet te verlaten en wint daarmee respect. Regisseur Klein zet hiermee zijn studie van de zigeunerminderheid in Tsjechoslowakije voort.

Neco je ve vzduchu

1980 | Fantasy

Tsjechoslowakije 1980. Fantasy van Ludvík Ráza. Met o.a. Zlata Adamovská, Vladimir Dlouhy, Ivan Mistrík, Zdena Hadrbolcová en Ludek Munzar.

Alice is nogal verbaasd als ze door een ongelukje ontdekt dat in de urn van haar grootvader geen as zit. Ze onderneemt een ontdekkingstocht in het verleden. Het tijdmachinegegeven blijft boeien. In deze film zijn heden, verleden en toekomst, vooral dank zij het uitstekende scenario van Draloslav Makovicka, mooi met elkaar verweven.

Zert

1968 | Drama

Tsjechoslowakije 1968. Drama van Jaromil Jires. Met o.a. Josef Somr, Jana Ditetova, Ludek Munzar en Evald Schorm.

De verfilming van het gelijknamige boek van Milan Kundera (die zijn medewerking verleende) over een man wiens studie en carrière gebroken raakten, omdat hij aan een fanatieke communistische medestudente voor de grap een ansichtkaart stuurde met de opmerking 'Lang leve Trotzki'. Als hij twintig jaar later de kans krijgt zich op haar te wreken blijkt de wraak niet zoet, maar bitter. Stalinistisch communisme scherp geportretteerd en aan de kaak gesteld.

Kocár do Vidne

1966 | Oorlogsfilm

Tsjechoslowakije 1966. Oorlogsfilm van Karel Kachyna. Met o.a. Iva Janzurová, Jaromir Hanzlík en Ludek Munzar.

Als WO II (1939-45) ten einde loopt maken twee jonge Wehrmachtsoldaten zich uit de voeten en willen van bezet (en geannexeerd) Tsjecho-Slowakije vluchten naar Wenen wat niet al te ver is. Omdat een van hen (Munzar) zwaar gewond is, vorderen ze de wagen van een jonge vrouw (Janzurov[KA1]a) en dwingen haar hen te vervoeren. Onderweg bezwijkt de soldaat aan zijn verwondingen en zijn kameraad (Hanzl[KA1]ik) begraaft hem langs de kant van de weg. Uitgeput valt de soldaat neer en moet rusten. De vrouw stort zich op hem om te stompen, want haar echtgenoot was door Duitse soldaten gefusilleerd, maar haar aanval verandert in een liefkozing, want beiden, gefrustreerd als de onvrijwillige lustobjecten van perverse macht, hunkeren naar gewone genegenheid, die geen vijandigheid kent. De volgende morgen worden zij uit ruw hun slaap gewekt door ongeregelde partizanen, die de soldaat doodschieten en haar als moffenhoer bestempelen. Als de `verzetshelden` weg zijn, laadt de vrouw het dode lichaam op haar wagen en diep bedroefd keert huiswaarts om haar minnaar te begraven. De film werd in het premi[KA2]ere jaar bekroond op het festival van Karlovy Vary, maar toen in 1968 de Praagse Lente door de inval van de Warschaupactroepen onder aanvoering van de Sovjet-Russen definitief voorbij was, werd de film wegens zijn kritiek op het `heldhaftige` verzet verboden door de communisten die weer in het zadel geholpen waren (en nog ruim twintig jaar bleven zitten). De film ging nauwelijks in roulatie, ook niet in het buitenland, maar het is een integer gemaakt werk dat geloofwaardig en realistisch gespeeld wordt. Het uitstekende scenario is van Jan Procházka en de sombere maar passende zwart-wit beelden zijn van Josef Illík.