In de nieuwe voorstelling van choreograaf Gisèle Vienne voeren de dansers een groepsritueel uit op het grensvlak tussen puberteit en volwassenheid. Crowd is niet minder dan een Sacre du Printemps voor het housetijdperk.

We zijn getuige van een houseparty op het strand, maar in plaats van wit zand ligt hier zwarte aarde. Er staat wel meer in diapositief in de voorstelling Crowd van de Frans-Oostenrijkse kunstenaar en choreograaf Gisèle Vienne (1976). Zo is het op dit dansfeest niet alleen maar aai, aai in een al dan niet door ecstacy aangewakkerde lievigheid. Het kan er flink onaardig, agressief of zelfs gewelddadig aan toegaan. En de dansers bewegen vaak niet op de muziek maar veel langzamer, in slow motion. Traag als kosmonauten waden ze over het toneel.

De crowd van Gisèle Vienne is een groep jongeren die zich overgeeft. Bepalend daarbij is de soundtrack van Peter Rehberg, een compilatie die teruggaat naar de begintijd van de Detroit-house in combinatie met nieuw werk van het duo KTL (Rehberg en Stephen O’Malley). Geholpen door de pulserende beat ontstaat er een trance, zowel in de zaal als op het toneel. Zo voeren de dansers een geheimzinnig groepsritueel uit, heidens en hemels tegelijk.

Crowd

Giselle Vienne

Stadsschouwburg Amsterdam

Woensdag 27 juni en donderdag 28 juni, 20.00 uur

Meer info

Gestamp

‘De houseparty heeft veel elementen van een heidens ritueel. Het aardse, primitieve van zo’n groepsdans bijvoorbeeld, en het gestamp op de grond,’ zegt Gisèle Vienne. We spreken de choreografe eind februari in Grenoble, naast Parijs haar vaste thuisbasis, daags na de première van Crowd. De vraag was: waarom een houseparty? Wat is er zo interessant aan? Housen is toch gewoon vermaak? ‘Ik geloof niet dat de houseparty een oppervlakkige ervaring is. Iedereen heeft diepgang, en iedereen zoekt ook diepgang in de ervaringen die hij of zij opdoet. De generatie van eind jaren negentig zocht zoals elke generatie naar nieuwe ervaringen, met eigen codes, eigen kleding en een eigen manier van dansen. Ik heb zelf in Berlijn gewoond toen ik zeventien, achttien was in de tijd van de techno. Het was een scene waarin je je onderdompelde, op zoek naar iets gemeenschappelijks.’

Crowd herinnert aan Stravinsky’s Le Sacre du Printemps. In dat ongeëvenaard krachtige werk ontvouwt zich een primitief overgangsritueel, losgezongen van de heersende moraal en religie. Op weg naar de volwassenheid wordt de kinderlijke onschuld afgelegd en ontwaakt de seksualiteit – in al z’n overdonderde heftigheid en ongerijmdheid. Het stuk uit 1913 inspireert al ruim een eeuw lang een stoet choreografen. Van Maurice Béjart in de jaren vijftig en Pina Bausch en Hans van Manen begin jaren zeventig, tot Martha Graham en Mats Ek in de jaren tachtig en recent Shen Wei en Sasha Waltz.

‘De Sacre is inderdaad een inspiratiebron. Een waarnaar ik steeds terugkeer, voor Crowd maar ook al in mijn eerdere werk zoals Kindertotenlieder [een dodenritueel in de setting van een blackmetalconcert, IvdV].’ Een andere inspiratiebron is Frans Wedekinds toneelstuk Frühlings Erwachen uit 1891. Een stel tieners ontdekt de grote thema’s van de volwassenheid: liefde, seksualiteit en dood. Maar hun ontluikende seksualiteit komt in conflict met de burgerlijke seksuele moraal, wat zich vertaalt in een ontkennende houding bij de ouders, die bij de tieners leidt tot verwarring en psychische problemen.

Gisèle Vienne: ‘Ik heb persoonlijk gelukkig geen ervaring met geweld, maar geweld in de kunst fascineert me al sinds mijn tienerjaren.’

Fascinatie

Pijn en geweld: het is sinds Showroomdummies uit 2001 een terugkerend thema in haar werk. Waar komt die fascinatie toch vandaan? Niet uit haar eigen jeugd, vertelt ze. ‘Ik heb persoonlijk geen ervaring met geweld, gelukkig, maar geweld in de kunst fascineert me al sinds mijn tienerjaren.’ Vienne staat bekend om haar langdurige samenwerking met de Amerikaanse cultschrijver Dennis Cooper, door William Burroughs uitgeroepen tot ‘de gevaarlijkste schrijver van Amerika’, met onderwerpen zoals homoseksualiteit, verkrachting, tienerseks en drugsgebruik.

Het resultaat zijn vaak sinistere voorstellingen over uiterst ongemakkelijke thema’s, zoals kindermisbruik. Voor Crowd leverde hij uitgebreide beschrijvingen van alle personages. Vienne: ‘In de kunst is geweld er vanaf het begin geweest. Al in de grottekeningen van Lascaux komt het voor. Waarom? En wat doen die beelden met mij als ik ernaar kijk? Die vragen wil ik onderzoeken. Ik vind het interessant om gevoelens te laten derailleren binnen de gecontroleerde situatie van het theater.’

Toch is het effect dat Vienne wil bereiken met Crowd niet shockeren, zoals destijds gebeurde met ‘de Sacre’. ‘Ik wil de toeschouwers tijd bieden om na te denken en zich te verliezen in hun gedachten, zoals in een kerk. Om zich de essentiële vragen te stellen over het leven.’ Crowd ziet zij als eredienst voor de gedachten, een pauze in tijden van telefoonverslaving.

Om het meditatieve karakter van de voorstelling optimaal te kunnen oproepen, moeten haar dansers terdege worden getraind. Ze kiest de dansers uit tijdens een langdurig proces van workshops en audities. Welke kwaliteiten zoekt ze? ‘Gevoeligheid, precisie en authenticiteit. Ze moeten heel geconcentreerd zijn en alert, in staat zijn elkaar aan te voelen. Tegelijk moeten ze hun eigenheid bewaren in het strakke idioom. Maar het belangrijkste wat ik ze leer, is loslaten. Dat lijkt makkelijk, maar dat is het helemaal niet. Dans gaat over controle hebben over je lichaam. Wat ik wil, is het tegenovergestelde.’