In Japan is onze VOC beroemd en geliefd. Ieder kind leert daar over Deshima, de piepkleine Nederlandse handelspost in Nagasaki. Ooit poort naar het westen, nu symbool voor openheid en sinds kort herbouwd. Waarover een tweeluik bij OVT.

Luister

Deel 1 van Terug naar Deshima is hiernaast te beluisteren. OVT zendt deel 2 zondag 18 december uit op NPO Radio 1, 11.25-12.00 uur.

Is dit echt waar? Ongelovig kijk ik Bas Valckx van de Nederlandse ambassade in Tokio aan. ‘Ja hoor! Regelmatig komen Japanners langs met plannen om samen een nieuwe VOC op te richten.’

Ook mijn reisgezel, de japanoloog Matthi Forrer, kijkt er niet van op en neemt nog een slok koffie. Nou, daar moet je in Nederland mee aankomen. En die slavenhandel dan? En al die bruut gerunde plantages? Dat speelt dus niet in Japan. Dat was duizenden kilometers verderop in Batavia, vanwaar af en toe een handelsschip naar Nagasaki zeilde. Want twee eeuwen lang had Nederland een exclusieve afspraak met de Shogun, de machtige Japanse alleenheerser.

Tussen 1639 en 1854 mocht geen enkel ander westers land contact hebben met Japan, laat staan handel drijven. Ze hadden hier slechte ervaringen opgedaan met Portugezen, die behalve suiker ook God aan de man brachten en zo tienduizenden zieltjes wonnen. De Shogun had grote moeite met het neerslaan van christelijke opstanden, maar kreeg ze eronder met hulp van Nederlandse scheepskanonnen. Hij verordonneerde de sakoku, de totale afsluiting van Japan.

Alleen de Nederlanders kregen als dank een Handelspas. Die borgen het papier als grote schat op in een kamferhouten kist tegen ongedierte en verhuisden van het  nabijgelegen havenstadje Hirado naar hun splinternieuwe bruggenhoofd in de baai van Nagasaki: Deshima. Een kunstmatig, waaiervormig ‘Eiland dat uitsteekt’ van amper anderhalve hectare waar niemand af mocht.

Hollandkunde

Als handelspost stelde Deshima weinig voor, Japan deed veel meer zaken met Chinezen. Maar als doorgeefluik van westerse wetenschap des te meer. Duizenden boeken met de nieuwste medische en waterbouwkundige kennis kwamen vanuit VOC-schepen de factorij op, het smalle bruggetje over naar Nagasaki en zo naar de hoofdstad Edo, de oude naam voor Tokio. Honderden Japanners leerden Nederlands – ‘het Latijn van het Oosten’ – om al die boeken te lezen. Zo ontstond een heel vakgebied: Rangaku, of Hollandkunde.

De sporen daarvan vind je nog steeds in de Japanse taal: ponpu voor pomp, madorosu voor matroos. ‘Randoseru voor ransel,’ voegt Valckx toe. ‘Mesu voor chirurgisch mes,’ weet Forrer. Favoriet van Valckx is otenba. ‘O ja,’ lacht Forrer. ‘Een wilde, ontembare vrouw.’ Weinig kans dat die term uit boeken is opgepikt.

Op Deshima woonden enkel mannen, maximaal veertien. Alleen vrouwelijk bezoek uit de prostitutiewijk Maruyama was toegestaan. Zo’n nachtelijke gast liep ooit een olielampje omver. De Handelspas werd snel in veiligheid gebracht terwijl Deshima half afbrandde.

Het eiland is vaak van gezicht veranderd, alleen de waaiervorm bleef hetzelfde. Die vind je nu nog steeds terug in de winkelschappen, als halfronde Deshima-koekjes en op pakken Deshima-koffie. Bij het afscheid van Valckx kijken Forrer en ik nog even om. En ja hoor, wat ze zeggen klopt: ook de Nederlandse ambassade is gebouwd in de vorm van een waaier.

Choreografie

Twee uur vliegen van Tokio ligt Nagasaki, dat je van boven langgerekt ziet liggen aan een baai op het zuidereiland Kyushu. Iedereen noemt Forrer hier bij zijn voornaam, want Mister Matthi-san is beroemd. Je kunt hem ook niet over het hoofd zien: een lange man met dito, breed waaierend haar onder een gleufhoed waarvan de rand op een plat brilmontuur rust. Daarachter ogen die niets missen, met speciale aandacht voor de subtiele choreografie van het volle Japanse stadsleven waarin niemand teveel ruimte inneemt: ‘Marten, links lopen hoor! Die mensen willen er langs.’

Al twintig jaar is Forrer als expert uit Leiden betrokken bij de restauratie van Deshima, waarvoor de inwoners van de stad vele miljoenen bij elkaar spaarden. Eerst om het versnipperde stukje grond terug te kopen van tientallen kleine particulieren – wat vijftig jaar duurde – en vanaf het begin van deze eeuw voor de herbouw. Ze zien Nagasaki als de enige echt internationale stad van Japan, en Deshima als bron van de kennis die het land de moderne tijd in heeft getrokken.

Toch wil ik niet meteen naar de factorij. Want Nagasaki, dat is voor naoorlogse Nederlanders toch vooral die atoombom. Die moet ik eerst uit mijn hoofd gooien, want anders blijft de echo over dit verhaal hangen. Daarom op naar het Park van de Vrede. Daar lopen schoolklassen af en aan, hun leraren met vlaggetjes voorop richting het grote herdenkingsmonument.

Bescheiden opzij staat een bronzen beeld van twee kinderen op een bankje. Ze staren verstijfd naar een punt in de lucht als in een koplamp, precies naar de plek waar de kanariegeel geverfde Fat Man op 9 augustus 1945 om 11.02 uur ontplofte. ‘A Second Kiss for Hirohito’, had een Amerikaanse militair er nog op gestift. Hier ging alles plat, maar net om de bocht, baai-afwaarts achter de heuvel, bleven sommige houten gebouwen staan. Zoals op Deshima, elf tramhaltes en hooguit vijf kilometer verder richting zee.

Vanuit het ouderwetse trammetje 1 zien we hoogbouw en drukte voorbijkomen. En billboards met de opmerkelijke toeristische slogan ‘Kiss my Nagasaki’. Dit is naar Japanse begrippen bijna een dorp, maar elke meter van de weinige ruimte moet benut. Vandaar de blokkerige non-architectuur en overal volkomen vierkante autootjes die je in elk verloren hoekje kan parkeren.

Het is een lelijke stad van grote schoonheid, want de mensen bevolken hier de straten met aandacht – zoals ze in Japan eigenlijk alles met aandacht doen. Nergens ligt vuil, iedereen maakt buiginkjes naar de ander. En bij halte Deshima verzorgen twee witgehandschoende beambten voorzichtig en liefdevol de rails met een kleine staalborstel en een lang getuite oliekan, decimeter voor decimeter.

Goudse pijpen

Forrer wijst op het asfalt van de straat onder onze voeten. ‘Zie je die lijn? Die markeert de kade van Deshima bij de Waterpoort.’ We zijn Deshima dus al ongemerkt opgelopen. Vroeger lag rondom zeewater met vrij zicht op de baai.

Nu ligt Deshima geblindeerd tussen kantoren en stap je de tram uit aan de korte rechterzijde van de factorij, waar roeibootjes lading aan wal brachten van de VOC-schepen die in de baai moesten ankeren. Dat was altijd in de vroege herfst, de rest van het jaar zat de Waterpoort potdicht en moest je de trap op om over de metershoge ringmuur van de factorij naar buiten te kijken. Het was dan een luxe gevangenis, met Japanse wachtposten bij de Landpoort en op zeven andere strategische hoeken. Ook het gouvernement van Nagasaki had goede inkijk vanaf de heuvel ernaast.

Op Deshima werd veel gebiljart, verveeld en gerookt uit lange Goudse pijpen, terwijl de Hollanders en hun tientallen Japanse tolken elkaar nauwlettend in de gaten hielden. Alle communicatie met het vasteland liep via de tolken en het was niet de bedoeling – maar wel de praktijk – dat de gasten zelf Japans leerden.

Ze mochten alleen van het eiland af voor een begrafenis, en de Landpoort ging ook open voor de jaarlijkse Hofreis naar Edo. Dan werd een kleine Nederlandse delegatie in de lange stoet meegedragen om de fijnste Europese stoffen en zeldzame houtsoorten van Borneo aan de Shogun te schenken.

Opperhoofd

De Waterpoort is nu het loket voor toegangskaartjes. Vandaar loopt de lange hoofdstraat van Deshima in een mooie waaierbocht over de hele breedte naar de andere kant. Nieuw aangelegd, want er was niets meer uit die oude tijd. Het is ook hier druk en ik herken de vlaggetjes van schoolklassen uit het Park van de Vrede.

Forrer wijst links en rechts op de meest recent opgetrokken historische gebouwen, naar voorbeeld van Deshima in het begin van de negentiende eeuw. Hier de pakhuizen, daar de woning van de klerk, en dat houten gebouw met symmetrische trappen links en recht naar een balkon op de eerste verdieping is het huis van het Opperhoofd, de hoogste Nederlandse functie op de factorij.

Binnen gaan de schoenen uit, we zijn hier op bezoek. Forrer heeft de kamers eigenhandig ingericht met de juiste meubels. Tafels, stoelen, kaarsensnuiters, kwispedoren, luchters en serviezen; alles klopt met prenten en inventarislijsten uit Deshima rond 1820. ‘Maandenlang heb ik Europese antiekzaken afgereisd. Bijna nergens in Nederland vind je zulke exacte stijlkamers. Zie je die boeken in de kast? Geen bezoeker kan erbij, maar ze komen wel precies uit die tijd.’ Toch is het een merkwaardige opstelling. Je bent in Nederland, maar ook weer niet tussen al die Japanse schuifdeuren en tatami-matten.

Zenuwstuipen

Op de grote eettafel van het Opperhoofd staat een fraaie mock-up van een feestmaaltijd. In het midden prijkt een grote varkenskop met een appel in de bek. Ik kijk er bijna overheen maar besef opeens dat dit voor Japanners heel raar moet zijn. Een big met fruit tussen de kaken, dat stond en staat hier niet op het menu.

Maar omgekeerd: hoe vaak zal op Deshima vliegende vis zijn geserveerd? Dat is de veel gegeten specialiteit rond Nagasaki, die ik gisteren zo mooi kreeg opgediend tegen een heuvel van geraspte rettich. Net of hij gekromd uit zee sprong, de kop omhoog, de vleugels gespreid en de onderkant in partjes gesneden, klaar voor de stokjes.

Maar bij het pakken van het tweede schijfje hapte de vis en sloeg met zijn vleugels in een zeer halfslachtige poging van de schaal te vliegen. Zenuwstuipen, niks aan de hand. Iedereen at gewoon door, ik ook. Nee, dan dierenkoppen met appels; heel exotisch en om bij te griezelen. Ze zijn hier wel verslingerd geraakt aan Hollandse stroopwafels, die ze ook maken in een groene variant met zeewier.

Er zijn vast niet veel Nederlanders die weten hoe je een stroopwafel serveert, namelijk plat bovenop een hete kop koffie om hem goed zacht te krijgen. Japanners weten dat wel. Maar het soppen van koekjes lijkt niet overgenomen, en ik begin er ook niet over.

Blikvanger

Aan de andere kant van Deshima is de restauratie nog in volle gang. Graafmachines werken aan een nieuwe landbrug en Forrer inspecteert de plek waar de 34 meter hoge scheepsmast stond met de Nederlandse vlag in top. Dat was een blikvanger voor de hele stad, en inspiratiebron voor de Nagasaki Hata, de beroemde plaatselijke vlieger die je nog steeds alleen in de Nederlandse kleuren kunt kopen. Maar vraag je Japanners naar de oorsprong, dan lijkt dat vergeten.

Rood-wit-blauw staat gewoon het allermooist tegen de blauwe lucht, dat zie je toch zo en daarmee uit. Hoe dan ook, Forrer wil de vlaggenmast graag terug, en romantische woorden zijn daar zo bij gevonden. Zoals: op die eenzame buitenlandse speldenprik in het grote Japanse rijk bleef de Nederlandse driekleur altijd fier wapperen.

Zelfs toen die vlag in de Franse tijd overal op de rest van de wereld was gestreken. Hoewel, overal? Aan de Afrikaanse Goudkust weigerde het Nederlandse fort Elmina ook de driekleur te strijken. Maar dat was een door slavenhandel besmet hol en daar hebben we het niet meer over. Nee, dan Deshima: de smetteloze VOC-factorij. Nou ja, bijna dan. Want ten eerste leefden er wel degelijk een paar slaven op Deshima, die met de Opperhoofden, pakhuismeesters en klerken meekwamen uit Batavia. Voor Japanners was dat heel vreemd, dat je iemand kon kopen en bezitten.

Uit oude Japanse teksten spreekt ook vaak sympathie voor de slaven en afkeer van hun slechte behandeling. Maar ten tweede was Deshima in de Franse tijd geen factorij meer van de VOC. Die was immers opgedoekt per 1 januari 1800. Tot overmaat van ramp was Stadhouder Willem V al jaren eerder naar Engeland gevlucht en inmiddels vervangen door een serie vazallen van Napoleon. Daarmee werd de basis van de Shogunale Handelspas wel erg wankel.

Er kwamen lastige vragen uit Edo. Bijvoorbeeld: bestaat Nederland nog wel? Koortsachtig werkten de verweesde Hollanders aan een veilig antwoord, met alle steun van de Japanse tolken die vreesden voor hun baan. Uiteindelijk knutselden ze het verhaal dat de Stadhouder geen kinderen had, en dat hij daarom een Franse zoon had geadopteerd die nu op de Nederlandse troon zat. Of Edo het leugentje doorzag is niet bekend, maar de Shogun vond het goed. Zo balanceerde Deshima als een gehavend vliegertje haar laatste eeuw in.