Stoelen gereed en in wording.
Het spul kwam niet uit Indonesië, zoals vaak werd gedacht, maar uit het Friese Noordwolde, even ten zuidoosten van Heerenveen. Rond 1825 moet zich daar een Duitse veenarbeider hebben opgehouden die mandjes kon vlechten van in het wild groeiende wilgentenen. Hij bracht de dorpsbewoners de kunst bij, en al snel werd geld verdiend met deze huisindustrie. Toen later die eeuw dominee Hendrik Edema van der Tuuk in Amsterdam een winkel zag waar in Duitsland vervaardigde rieten stoelen werden verkocht, dacht hij: dat kunnen wij in mijn standplaats Noordwolde ook, genoeg riet en goedkope werkkracht voorhanden. Kleine bedrijfjes verrezen, en eind negentiende eeuw werden daar 200.000 stoelen per jaar gefabriceerd. In 1908 werd er de Rijksrietvlechtschool opgericht, om aankomende thuiswerkers – rietvlechters, stoelenmatters en mandenmakers – meer perspectief te kunnen bieden. Er kon een driejarige opleiding worden gevolgd. In de school, die in 1969 wegens gebrek aan leerlingen moest sluiten, is sinds 2001 het Nationaal Vlechtmuseum gehuisvest. Zijn collectie toont de sociale en culturele geschiedenis van vlechtdorp Noordwolde, maar geeft ook een beeld van de vlechtkunst en vlechtgeschiedenis wereldwijd. Voor OVT's 'Het spoor terug' stelde Gerard Leenders een aflevering samen over de sociale geschiedenis van het rotanstoeltje.
Luister op NPO Radio 1, 11.25-12.00 uur
Tekst: Maarten van Bracht VPRO Gids 2017 #10)