Ik leerde Kees Schaepman kennen toen hij in 1986 voor 6 maanden werd gedetacheerd door Vrij Nederland bij ons nieuws en actualiteitenprogramma op de radio, Het Gebouw. Kees zou buitenlandreportages gaan maken. Hij had als oorlogsverslaggever veel verhalen gemaakt voor VN over Zuid-Afrika, Nicaragua, El Salvador en meer. Direct na z’n komst kreeg de redactie Buitenland, totaal onverwacht na ontelbare verzoeken, een visum om de volgende dag al met Artsen zonder Grenzen te vertrekken naar het front van de toen gaande Iran-Irak oorlog.
Toevallig was Kees, als enige met ervaring genoeg voor zo’n mogelijk gevaarlijke reis, direct beschikbaar. Maar hij had nog nooit een microfoon vastgehouden. Op weg naar Schiphol gaf ik hem de bandrecorder en tips. Zijn stem was prachtig, maar luid. ‘Pas dus op dat je niet alles te hard opneemt, zachtjes praten en denk eraan dat de luisteraar wel moet kunnen horen dat je daar bent.’ Zeg, ga je me nou vertellen wat ik moet beschrijven in een verhaal? ‘Nee, maar je moet het alleen nu wel opnemen. De luisteraar als het ware meenemen op reis. Gebruik geluiden, dat helpt.’ Geluiden? ‘Ja, zoals kippen, ezels, pratende mensen in vreemde talen of wapengekletter.’ Kees bleef, hoofdschuddend over deze onzin, met opborrelende stoten te bulderen van het lachen. Tot aan ons afscheid bij de douane: ‘Ik was een serieuze journalist en nu wil jij dat ik als radiomaker kippen en ezels opneem.’
Hij kwam trots terug van het front met een volledig overstuurde opname van een granaat die veel te dichtbij hem was ingeslagen. Hij nam veel risico’s om z’n verhaal te krijgen. ‘Dat hoort erbij. Dat is het vak. Anders kan je beter thuisblijven. Heb ik je verteld over de tijd in Nicaragua?’ En Kees schuwde geen herhaling. Na z’n afscheid als hoofdredacteur bij de VPRO-radio belde hij weer veel vaker. ‘Kom je naar Duitsland voor een programma. Ik heb ganzen en schapen op de boerderij, geluiden genoeg.’
We doken voor radioprogramma’s samen in de werelden van de Unrepresented Nations en Peoples Association; illegale wapens; criminele gokhallen; Huizen van Bewaring; de kermis; het ANC; D-day en meer. Kees had een knap gevoel voor urgentie; een haarscherpe kijk op onrecht en foute machtsverhoudingen; en ook compassie voor de slachtoffers van dat alles. Ik had een rotsvast vertrouwen in zijn journalistieke vakmanschap en vroeg vaak om raad. Hij belde regelmatig om passages voor te lezen om te horen of ik op de juiste momenten begon te lachen. Hij kon tussen de regels door heel humoristisch en vals zijn waar nodig. We werden vrienden.
Op weg naar Duitsland zat hij, zoals altijd, in zijn auto alsof hij nog de woeste Zuid Chinese zee moest oversteken als ‘stuurman op de grote vaart’. Want dat was hij geweest in een leven vóór de journalistiek. Die grote bruine handen om het stuur gekromd en z’n lichaam wat gespannen voorovergebogen. ‘Luister dan, het is helemaal niet raar dat ik nu in Duitsland een boerderij heb gekocht. Het is daar bovendien veel goedkoper. Dat jij het nou niet begrijpt is jouw onvermogen om eens anders naar de geschiedenis te kijken. Het wordt tijd dat dat verandert!’ En dan lachend. ‘Mijn buren zijn heel vriendelijk en erg netjes. Ik moet je zoveel laten zien van wat ik allemaal heb ontdekt. Hebben we wel genoeg tijd? Ik rij helemaal niet te bruusk. Ik rij juist heel goed’. In 2014 maakten we ‘Mijmeringen van een grensganger’ gebaseerd op zijn boek ‘Mag ik mijn fiets terug’.