Naar aanleiding van het 40-jarig jubileum van het Bimhuis een gesprek met trombonist, componist en - sinds 5 jaar - bestuurslid van het Bimhuis Willem van Manen. Over de geschiedenis van een wereldberoemd jazzpodium, de humor in de Nederlandse impro-scene en nieuwe ontwikkelingen in de jazz.

door Charlie Crooijmans

Voorgeschiedenis
Heavy Soul [incorporated] met Hans Dulfer op saxofoon, Willem van Manen op trombone, Maarten van Regteren Altena op bas en Han Bennink op slagwerk stond vanaf 4 september 1968 elke woensdagavond in Paradiso in Amsterdam: Jazz in Paradiso. Het kwartet speelde een vorm van free jazz met eigen thema’s waar melodisch op werd geïmproviseerd. Tenorsaxofonist Archie Shepp, die later artist in residence in het Bimhuis werd, was een belangrijk voorbeeld. Jazzgrootheden als Ben Webster, Don Byas en Dexter Gordon, waar het op die avonden echt om draaide, vonden de muziek van de Nederlanders maar flauwekul. Zíj speelden de échte jazz: hard bop, swing – hoewel ook Sun Ra met zijn orkest en danseressen er geprogrammeerd stond. De sfeer was erg fijn en de concerten werden goed bezocht.
Totdat Paradiso in de loop van 1971 besloot om de woensdagavond te gaan gebruiken voor popmuziek.
 
Meubeltoonzaal
Dulfer en Van Manen gingen op zoek naar een nieuwe locatie en kwamen via caféhouder en jazzliefhebber Henk Elzinga in een verwaarloosde meubeltoonzaal op de Oude Schans terecht. De oude fauteuils die er stonden, bleven. Alleen een bar en een podiumpje werden er ‘ingetimmerd’. De vleugel werd via via voor een prikkie op de kop getikt en ook de geluidsinstallatie was een tweedehandsje. In 1974 was het jazzcafé operationeel en de eerste drie maanden huur werden uit eigen zak betaald. Van Manen vroeg subsidie aan bij de gemeente, die niets met jazzmuziek had - maar kreeg die uiteindelijk wel, op projectbasis, toegekend.
 
De Overval
In de jaren 50 was er een speciaal beleidsorgaan voor de jazz: Stichting Jazz in Nederland (SJIN). Van Manen: 'Die stichting deed niets meer dan één keer per jaar een prijs uitreiken en klagen dat er meer jazz op de radio moest komen. Het bestuur bestond uit maar liefst 23 mensen (vooral liefhebbers en platenverzamelaars) en leek meer op een gezelligheidsvereniging.'
Eén van die bestuursleden, journalist Rudy Koopmans, vond in 1970 dat er iets moet gebeuren en nam vier jazzmusici mee naar een van de vergaderingen, de saxofonisten Willem Breuker en Peter Bennink, bassist Van Regteren Altena en Van Manen zelf.
 
Later werd dit ‘De Overval’ genoemd. ‘Wij vonden dat jazz een keer au sérieux moest worden genomen bij de overheden. In die tijd ging al het geld naar de symfonieorkesten en de opera.’ Van de 23 bestuursleden bleven er maar 1 of 2 over. Breuker en Van Manen namen zitting in het bestuur van de SJIN en Van Manen schreef vervolgens een Structuurplan voor de Nederlandse Jazz en diende dat in bij het ministerie. ‘Maar zo’n stichting vertegenwoordigt niemand; daarom moest een vereniging worden opgericht. Zo is in 1971 de vakbond, de BIM ontstaan: Beroepsvereniging Improviserende Musici.
 
Programmaraad
Intussen begon het Bimhuis goed te lopen. De gemeente zag er na verloop van tijd wel brood in en er verschenen uitstekende kritieken. Zonder overheadkosten – Van Manen en Dulfer deden alles voor noppes – draaide het Bimhuis op zeer lage kosten. ‘Waar vroeger de directiekamer zat, werd een echte bar ingebouwd, die gerund werd door Elzinga!’ Op den duur moest het professioneler worden aangepakt. Bijvoorbeeld wat betreft de contracten voor de musici; de BIM zorgde voor de administratie en de verloning van de leden die op de landelijke podia speelden. De SJIN (die op de eerste verdieping zat) had een programmaraad die besliste welke podia in Nederland interessant genoeg programmeerden om ondersteund te worden. De huidige artistiek directeur van het Bimhuis Huub van Riel werd door de programmaraad aanvankelijk aangetrokken als uitvoerend beleidsmedewerker, maar ging uiteindelijk de programmering van het Bimhuis doen.
 
Het hele gebouw kreeg in de loop van de jaren zeventig een culturele bestemming. Voor het beheer werd een stichting opgericht, STIBEMOS, Stichting Beheer Muziekcentrum Oude Schans, met Van Manen als penningmeester. Het beheer van het gebouw stond daarmee los van de programmering: of er nu 0 of 300 mensen in de zaal zaten, de huur moest betaald worden.

Verbouwing
Het oude Bimhuis was een vrijgevochten bende, wat er gebeurde ging soms gepaard met drugs en relletjes. De concerten vonden plaats van 22.00 tot 1.00 of 2.00 uur. Er woonde toch niemand in de buurt – links en rechts stonden pakhuizen – geen haan die er naar kraaide. In 1984 was het tijd voor een grondige verbouwing die eenmalig werd gefinancierd door de gemeente. ‘In drie maanden werd de begane grond doorgebroken zodat het podium op de keldervloer kwam te staan, zo kreeg je een soort kuil met een ¾ cirkel eromheen, het nieuwe Bimhuis is daarnaar gemodelleerd. Na die verbouwing hebben we het 20 jaar uitgehouden.’ Toen de pakhuizen leeg kwamen te staan en omgebouwd werden tot appartementen, begonnen de nieuwe bewoners te klagen over geluidsoverlast. Het Bimhuis had een soort gewoonterecht verworven dat echter op den duur niet houdbaar was.
 
Nieuwe ruimte
Jan Wolff van de IJsbreker (met een zaaltje waar hoogstens 120 man in kon) zocht in die tijd ook naar een nieuwe ruimte voor de hedendaagse muziek. De wethouder van stadsontwikkeling, Duco Stadig, wilde op de kop van de Piet Hein een culturele bestemming en zo kwam in 2004 de combinatie tot stand van het Muziekgebouw aan ’t IJ en het nieuwe Bimhuis.
 
Verschil tussen Europese en Amerikaanse jazz
De actuele geïmproviseerde muziek heeft veel meer te maken met hedendaagse moderne muziek dan met de Amerikaanse wortels van de jazz. De meeste Europese improvisatoren houden van Stravinsky of nog modernere componisten: John Cage, Varèse, Xenakis, of Berio. Van Manen zelf ging moderne muziek spelen toen hij Sequenza V van Berio had gehoord. In Amerika waren musici als Archie Shepp en Albert Ayler vooral bezig geweest met de roots die vanuit de blues komen.
 
Improvisatie en humor
Waardoor zit er zoveel humor en zelfrelativering in de Nederlandse geïmproviseerde jazz? Dat is volgens Van Manen te verklaren vanuit de tijd waarin de muziek is ontstaan, in de jaren 1960 toen Provo opkwam. Provo nam op een ludieke manier het establishment op de hak. Van Manen denkt dat die mentaliteit heeft doorgewerkt in de geïmproviseerde muziek: ‘Het is typisch Nederlands, de musici in de Duitse improscene bijvoorbeeld zijn bloedserieus.’
 
Nieuwe ontwikkelingen
‘Ik loop natuurlijk al 60 jaar met m’n oren open, dus val niet meer zo gauw van m’n stoel, maar toen de zoontjes van m’n broer voor het eerst naar het Bimhuis gingen, wisten ze niet wat ze hoorden. Ze vonden het machtig interessant.’ Van Manen meent dat de muziek zich nog altijd ontwikkelt. Zelf is hij bijvoorbeeld onder de indruk van pianistes Kaja Draksler en Silvie Courvoisier. Aan de andere kant meent hij dat sinds 1980, na de oprichting van de jazzopleidingen aan de conservatoria, stagnatie heeft plaatsgevonden. ‘Er wordt vooral lesgegeven in hard bop, alleen het Sweelinck [red: nu het Conservatorium van Amsterdam] besteedde ook aandacht aan impro.’ Misha Mengelberg gaf er bijvoorbeeld les in zijn tijd en Van Manen zat er tussen 1980 en 1994. Volgens Van Manen spelen de afgestudeerden ‘clichématig en oninteressant. Er is slechts een enkeling die zich daar bovenuit vecht en iets nieuws verzint.’
 
Bimhuis nu
Toch laat van Manen zich nog altijd graag verrassen: ‘Er komen nog steeds dingen in het Bimhuis die ik niet eerder heb gehoord’. Hij schuift tegenwoordig graag de richting van de aanverwante muziekgenres op. Dat was 20 jaar geleden niet aan de orde. Er is zelfs één keer in de twee maanden een popavond, ‘Bimpop’. Hij is daarover op voorhand niet erg enthousiast ‘maar ik mag er pas wat van zeggen als ik geweest ben’. Hij is overigens wel een voorstander van het programmeren van wereldmuziek. ‘Vroeger luisterde ik vaak naar muziek uit landen als India, Japan en Indonesië, gamelan kan ontzettend swingen.’ De verbintenis tussen jazz en world is de improvisatie: er wórdt geïmproviseerd of de muziek is uit improvisatie ontstaan.‘ Het is dus zeker een verrijking van de programmering van het Bimhuis dat die stijlen naast de oude rotten in de free jazz, meer conventionele of zelfs traditionele jazz – zelfs Rita Reys stond op haar 80ste eindelijk in het Bimhuis – op het podium aan bod komen.’

40 jaar Bimhuis wordt in de maand oktober uitgebreid gevierd; klik verder voor het programma.