De zee staat centraal in het vierdelige Belayia (2015) van Tauflik A. Adam uit de kust van West-Sumatra. De delen heten: Het vaarwel voor het afvaren, De reis, Heimwee, Thuis komen, en de Coda: Het resultaat. Belayia klinkt westers, bedeesd en romantisch en bevat tegelijkertijd duidelijke traditionele elementen, zoals de manier van spelen - bijv. de violen die interlocken -, het toonmateriaal en de focus op de fluit.
Mata dan Senar (2015) van Stevie J. Sutanto uit Java is een stuk voor snaarinstrumenten: de traditionele rebab (twee-snarige vedel), piano, viool, altviool, cello, en meerkanaals luidsprekers plus beeldscherm. Zowel de klanken van de snaren als de almaar andere ogen op het beeldscherm (zie foto) werden steeds een beetje overstuurd. De spanning werd flink opgevoerd. In dit werk onderzocht Suanto de mogelijke en van elkaar verschillende relaties tussen het bekende en het onbekende, het zichtbare en het onzichtbare, het gehoorde en het ongehoorde, het geleerde en het niet-geleerde. Uiteindelijk loste de spanning in het niets op.
In Open my door (2015) van de Balinese Dewa Alit, onderzocht de componiste een verbinding tussen gamelan en westerse muziek, wat resulteerde in veel speelse glissandi en kakofonische uitbarstingen. De piano en de contrabas zaten bijna in een soort jazz-modus.