door Jan Nieuwenhuis
'In de Schalkwijkstraat, een klein zijstraatje van de Utrechtse Nieuwegracht, bevond zich achter luxaflex verscholen de eerste elektronische privéstudio van Nederland. Daar sneed, knipte en plakte Ton Bruynèl zijn eerste stukjes tape aan elkaar op weg naar een synthese tussen akoestische en elektronische muziek. Zelden bleef het bij puur elektronische werken, die vullen maar een handjevol. De meeste stukken uit zijn oeuvre zijn dan ook geschreven voor een combinatie van soundtrack of klankspoor en instrumenten, met het achterliggende idee dat muziek communicatie is. Een, twee of meerdere speakers op, of rond het podium waren voor Bruynèl niet genoeg om te boeien tijdens een concert.
Zo ook Toccare voor klankspoor en piano. Bruynèl beziet klank als substantie en zoekt naar klankfamilies, de materiele connecties tussen verschillende instrumenten en geluiden buiten het puur instrumentale domein. Door elektronische klanken toe te voegen aan die van de piano probeert hij de bekende klank te versterken en nieuwe geluiden te onttrekken aan het instrument. De tape voor Toccare is gemaakt door snaren van verschillende metalen en van verschillende diktes te laten vibreren door elektronische impulsen. Vervolgens heeft Bruynèl de trillende snaren opgenomen en de lagen geluid op elkaar gestapeld tot de uiteindelijke tape.
Eigenlijk verschillen de trillende snaren van de tape niet zoveel met het binnenste van een piano: het klankspoor en de pianoklank vertonen een familierelatie, een spoor van klank weerklinkt in de soundtrack.'
Toccare wordt gespeeld door Henry Kelder. De tape (viersporen) wordt bediend en geregisseerd door Hans van Eck.