door Jan Nieuwenhuis
Linda Bandara, “naar eigen zeggen ‘volbloed Oostenrijkse’, maar voelde zich diep in haar hart ‘een Javaanse ziel’,”[1] groeide op op de Javaanse koffieplantage Bandarredjo. Als kind luisterde ze hoe haar moeder pianospeelde en al snel begon ook de Indonesische muziek haar te fascineren. Die fascinatie stopte ze in haar muziek, die een combinatie is van Westerse en Indonesische tradities.
Bandara was bijvoorbeeld de eerste componist die de gamelan combineerde met het Westerse orkest. Zo voerde het Weense Philharmonische Orchester in 1922 haar orkestwerk Ländliche Stimmungsbilder op. De Sultan van Djokjakarta schonk de gamelaninstrumenten voor deze uitvoering.
Hoewel ze opgroeide in een Westerse traditie voltrokken van laatdunkendheid tegenover al het niet-Europese in Indonesië, bleef ze haar leven lang geïnteresseerd in haar eigenlijke thuisland: Java. Ook toen ze er niet meer woonde. Dat is precies waar An Java uit 1951 over gaat, dat Bandara schreef in Wenen. Ze verlangde intens terug naar Java—zo toont de eerste regel: “Heimatland mein Paradies, was lockst Du mich met Deinem fernen Klang?”
[1] Citaat uit: Van Dijk, Henk Mak (2007). De oostenwind waait naar het westen: Indische componisten, Indische composities, 1898-1945. Leiden: KITLV Uitgeverij.