That high, lonesome sound

Tom Klaassen ,

over het unieke geluid van de Bluegrass

De ouderwetse countrymuziek, die al zo’n honderd jaar bestaat, kennen we allemaal wel zo’n beetje. Inmiddels bestaan er natuurlijk allerlei min of meer boeiende varianten, maar de oer-variant is gesneden koek voor iedere muziekliefhebber. Die muziek gaat doorgaans van hakkie-takkie-takkie op een akoestische gitaar en contrabas. En eventueel een drumstel. De teksten gaan over het harde leven op de prairie, over posttreinen en revolverhelden. En natuurlijk over trouwe paarden, de verraderlijke drank en dito vrouwen. De liedjes worden gebracht door mannen in het zwart. Met wat goede wil zou je het de blues van de witte man kunnen noemen. Misschien net effe wat minder gloedvol, dansbaar of groovy. Maar de onderwerpen en de muziek zijn minstens zo oprecht en ongekunsteld.

Country music is dan ook people’s music. Ontstaan in het Amerika van de jaren twintig, heeft zij haar wortels in de traditionele folkmuziek en de blues. Het werd en wordt gespeeld tijdens zo’n beetje alle gelegenheden waar mensen samenkomen. In die old-time country kom je dus ook veel instrumenten tegen uit die twee voornoemde stromingen: akoestische gitaren, fiddles, banjo’s, wasborden. Dat werk. Een erg succesvol old-time countryduo uit de jaren twintig en dertig was The Monroe Brothers uit Kentucky, dat ook wel The Blue Grass State wordt genoemd. Zij speelden jarenlang samen de klassieke countrymuziek. Maar gaandeweg kreeg Bill, de helft van het duo, het op z’n heupen. In 1938 had hij er genoeg van. Want van Bill moest het sneller, krachtiger, steviger. Als een rijdende trein die niet te stoppen is.

Daarom mengde Bill de old-time Country met de al even traditionele stringband-muziek van de Engelse, Schotse en Ierse immigranten. Zij brachten de wilde dansjes en opzwepende muziek van het oude continent mee, maar zongen in het nieuwe land over andere dingen dan de jongens en meisjes die thuisgebleven waren. De immigranten hadden heimwee. En daarover ging hun muziek. Bill nam de opzwepende ritmes van de stringbands, de high and lonesome sound van de heimwee en overgoot dat met een stevige saus van gospel-samenzang, jazzy improvisaties en de hamerende ritmes uit de work songs. En zo bedacht Bill Monroe de Bluegrass. Muziek als een razende trein, gespeeld op akoestische instrumenten en gezongen met een hoge, harde stem die heimwee schreeuwt.

Onderschat niet het belang van de ruimte die de krijtwitte Monroe, zoals gezegd afkomstig uit Kentucky op het platteland van de Verenigde Staten, gaf aan de harmonieën uit de gospel, de licks uit de blues en de improvisaties uit de jazz. Dergelijke rassen-overstijgende muziek was een unicum in het diep gesegregeerde Amerika van de jaren dertig. Vooral dat jazzy element is van essentieel belang voor de bluegrass. Je ziet het meteen: de muzikanten staan vrijwel altijd dicht samengepakt rond één microfoon. Het ritme wordt gehouden door de instrumenten die niet aan het soleren zijn, en om beurten vecht een solist zich naar voren. Dit lijkt altijd gepaard te gaan met een zekere mate van haantjesgedrag. Je stapt alleen naar voren als je vindt dat je wat te zeggen hebt. Deze manier van het voetlicht pakken is direct overgenomen van de improviserende jazzgroepen uit de jaren dertig en veertig.

Binnen dat improviseren is virtuositeit en snelheid ontzettend belangrijk. Bluegrass wordt gespeeld in een moordend tempo. Zoals een commenter zegt onder een Youtube-filmpje van Bill Monroe and his Bluegrass Boys: ‘I bet they can also tie their shoelaces real quick’. Virtuositeit en improviserend vermogen kan je vooral laten zien in de zogenaamde breakdowns. In deze klassiekers uit het bluegrass-repertoire steken de diverse bandleden elkaar de loef af. Een beroemde van Bill en zijn boys is de Bluegrass Breakdown. Maar misschien wel de beroemdste is van Earl Scrugss. Hij kwam in 1945 bij de band van Monroe en perfectioneerde de bluegrass-sound met zijn unieke speelstijl op de banjo. Die stijl hoor je het best in zijn Foggy Mountain Breakdown. Niemand is zo belangrijk voor de popularisering van dit genre als Bill Monroe en Earl Scruggs.

Sinds haar geboorte aan het einde van de jaren dertig is er veel veranderd in de bluegrass. Er zijn vele vertakkingen, maar de essentie blijft hetzelfde. The father of bluegrass Bill Monroe zei het al: ‘It’s Scottish bagpipes and ole-time fiddlin’, it’s methodist and holiness and baptist. It’s blues and jazz, and it has a high, lonesome sound.’ En zo is het maar net. Hier en daar durven mensen het tegenwoordig aan om elektrisch versterkt te spelen, en er min of meer progressieve elementen aan toe te voegen. Maar het is wat het is, old time hillbilly music. En zo is het goed.  

Tom Klaassen

Presentator van Vrije Geluiden op NPO Radio 4, en redactielid van Vrije Geluiden. Liefhebber van veel soorten muziek!