Je hoort er weinig over, maar falend waterbeheer was een van de oorzaken van de onvrede die leidde tot de opstand in Syrië, betoogt journaliste en wateronderzoeker Francesca de Châtel. En het gaat in veel meer landen mis.

De omgeving van de Syrische hoofdstad Damascus werd altijd geroemd om zijn rijke zoetwaterbronnen, prachtige tuinen en productieve boomgaarden. Die dagen zijn voorgoed voorbij, zegt Francesca de Châtel. Het gebied is veranderd in een dorre woestenij.

Dat komt niet door de burgeroorlog van de afgelopen jaren. Het is eerder andersom: droogte was een van de belangrijkste aanjagers van de ontevredenheid die leidde tot de opstand. En die droogte is op zijn beurt vooral te wijten aan mismanagement, niet aan de grillen van de natuur.

De journaliste reisde een groot deel van de afgelopen veertien jaar door het Midden-Oosten en Noord-Afrika, waar ze uitzocht welke rol zoet water speelt in de geschiedenis, cultuur en politiek van het gebied. In 2005 verscheen haar boek Het water van de profeten (waarover Wim Brands haar interviewde in het tv-programma Boeken etcetera, zie onderaan deze pagina). Sindsdien heeft ze zich nog veel verder in het thema verdiept. Met name in Syrië, want ze woonde van 2006 tot 2010 in Damascus en was er hoofdredacteur van het Engelstalige maandblad Syria Today. Volgende week verdedigt ze haar proefschrift Vanishing water landscapes in the Middle East aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Ik spreek haar op een Amsterdams terras aan het water. Dat vinden wie hier in Nederland doodgewoon, dus in het dagelijks gebruik kijken we ook niet op een litertje meer of minder. Zo vanzelfsprekend is water in het Midden-Oosten natuurlijk niet. ‘Nou, ik had verwacht dat het in die landen heel anders zou zijn, dat ze daar heel respectvol met water zouden omgaan. Van oorsprong doen de drie religies van de regio (Islam, Jodendom en Christendom – EV) dat inderdaad, en zo praten mensen er nog steeds over. Maar in de praktijk springen ze heel achteloo met hu water om. Bijna net als wij.’

Het beeld dat uit het proefschrift oprijst, is weinig rooskleurig. Ondergrondse watervoorraden en rivieren worden steeds sneller uitgeput, en die onwelkome boodschap wordt op alle niveaus steevast genegeerd tot het te laat is. Wat rest is dan een stuk woestijn waar niets meer mee te beginnen valt. Klimaatverandering wordt vaak genoemd als oorzaak van waterschaarste, maar voorlopig is dat ten onrechte, zegt ze. ‘Regeringen gebruiken het als excuus, om de aandacht af te leiden van hun eigen falen.’

Een en al doom en gloom dus? ‘Ja, ik kan er echt niks beters van maken. Ik zie nog geen begin van verbetering. Zeker niet in Syrië, daar hebben ze nu wel wat anders aan hun hoofd.’

Terwijl het wel veel beter kan. Bijna als enige land in de regio laat Israël zien dat je met zorgvuldig waterbeleid een heel eind kunt komen. Ik vraag wat zij zou doen als ze benoemd werd tot minister van water in Syrië. Welke misstanden zou ze het eerst aanpakken? ‘Oef, dat is een lastige vraag. Ik zou om te beginnen proberen om eronder uit te komen, want het lijkt me een verschrikkelijke baan.’ Maar ik dring natuurlijk aan en benoem haar per direct tot minister.

‘Nou, vooruit. Een ding dat onmiddellijk aangepakt moet worden is in elk geval de handhaving. Syrië heeft sinds 2005 een wet om het grondwater te beschermen. Maar die bestaat alleen op papier. Niemand houdt zich eraan. “De wet is voor de zwakken; de rest graaft putten”, zei een boer bij Damascus tegen me. Onderwijs is ook iets. De meeste boeren hebben nauwelijks een opleiding achter de rug. Die hebben geen alternatief en gaan dus door met grondwater oppompen tot de laatste druppel. En dan hebben ze niets meer.’ 

Ook de waterbeheerders moeten naar school: ‘Die zijn heel laag opgeleid. In 2001 was er een campagne om massaal over te schakelen op drip irrigation, bevloeiing met slangetjes. In theorie verlies je daardoor veel minder water via verdamping. In de praktijk werd het een fiasco. De leidingen werden aangelegd, maar vaak verkeerd, en de boeren hadden geen enkele stimulans om ze goed te gebruiken. Ze betaalden namelijk geen cent voor het water.’

Het is maar de vraag of een minister van water veel aan de problemen zou kunnen doen, vervolgt De Châtel. ‘Alleen al het krijgen van betrouwbare cijfers is een groot probleem. Water is een veiligheidskwestie, daar hangt een cultuur van geheimhouding omheen. Er zijn veel ministeries die zich ermee bemoeien, en ik ontdekte dat die allemaal verschillende basisdata gebruiken die ze niet met elkaar delen. Hoe veel water stroomt er door de Eufraat? Het ene ministerie gaat van heel andere cijfers uit dan het andere. Bizar, ja. Maar op dit moment is het glashelder: omdat het de afgelopen winter nauwelijks geregend heeft in het stroomgebied, zit er vrijwel geen water in de Eufraat. Dat kan enorme gevolgen krijgen, want een groot deel van Syrië is afhankelijk van die rivier. Deze zomer kan het nog heel bar worden.’

Even terug naar de opstand , die begon vlak nadat De Châtel het land verliet. Wat heeft die met water te maken? Watergebrek heeft de afgelopen vijftien jaar grote landbouwgebieden vernietigd, antwoordt ze. ‘In het noorden van Syrië, van oudsher de graanschuur van het land, is het nog erger dan bij Damascus. De droge periode van 2006 tot 2010 was de genadeklap. Mensen hadden niets meer te verliezen en trokken weg. Hun onvrede is een belangrijke voedingsbodem geweest voor de opstand die het land vanaf begin 2011 heeft verwoest.’

Die opstand begon helemaal niet als beweging om het regime van dictator Bashar al-Assad omver te werpen, vertelt ze. De eisen bij de eerste lokale protesten waren veel beperkter, bijvoorbeeld schoon drinkwater, en een einde aan de corruptie rond grondwater. Sindsdien is het geëscaleerd tot een burgeroorlog met meer dan honderdduizend doden, minstens 2,5 miljoen vluchtelingen en grootschalige vernietiging van infrastructuur.

Over waterbeheer heeft niemand het meer. En Assad, die is deze week met een ruime meerderheid herkozen als president. Een groot deel van de mensen kon natuurlijk niet stemmen, omdat ze het land uit zijn gevlucht of bivakkeren in gebieden die niet onder gezag van Damascus staan. Anderen zijn zo murw gebeukt door alle ellende dat ze vooral verlangen naar stabiliteit. Zelfs als dat onder Assad is.

Waarom vertrok De Châtel eigenlijk uit Syrië? In elk geval niet omdat ze de opstand zag aankomen. Iedereen verwachtte dat de Arabische Lente aan het land voorbij zou gaan. ‘Ik had meerdere redenen om te vertrekken. Wat zeker meespeelde was dat ik het na vier jaar wel zat was om in zo’n autoritaire maatschappij te leven, waarin ik als journalist natuurlijk lang niet alles kon schrijven wat ik wilde. Soms verscheen ons blad een maand niet omdat we niet door de censuur kwamen. Maar daar leer je rekening mee te houden. Je gaat aan zelfcensuur doen. De eigenaar van het blad kon me trouwens ook overrulen met onredelijke eisen. Een voorbeeld: hadden we hard gewerkt om de deadline te halen, liet hij het blad doodleuk twee weken later verschijnen “omdat een vriend zijn advertentie nog niet af had”. Daar had ik genoeg van.’

Enkele maanden na haar vertrek brak de hel los, en het ging van kwaad tot erger. ‘Ja, dat voelt nog altijd… surreëel. Het land waar ik geweest ben, bestaat niet meer. Al mijn vrienden zijn veilig, maar ze zijn wel hun leven kwijt.