In hun documentaire-in-guerillastijl Heavy metal in Baghdad uit 2007 tonen Eddy Moretti en Suroosh Alvi hoe in het anti-westerse Irak de muzikanten van de band Acrassicauda met gevaar voor eigen leven hun passie belijden: metal. Frappant zijn de thematische overlappingen met Gozaran – Time passing (2012), Frank Scheffers docu over de Iraanse avant-gardecomponist Nader Mashayekhi.

Na dertig jaar ballingschap in Wenen keert de ontheemde intellectueel terug naar Teheran, om er met een symfonieorkest van hoofdzakelijk vrouwen hedendaags klassiek te introduceren.

‘Gib Acht, gib Acht,’ zingt een roodgesluierde sopraan, ‘Was spricht die tiefe Mitternacht?’ Gustav Mahler in het Iran van Ahmadinejad en de ayatollahs. Onwenselijke occidentale muziek met niet- oriëntaalse instrumenten. Gespeeld door het gesluierde Teherans Symfonieorkest, voor een publiek dat louter uit mannen bestaat.

‘Was spricht die tiefe Mitternacht?’ In Iran spreekt hij van repressie. Altijd. Overal. Scheffers film illustreert de perversie van verstikking door godsdienstverdwaasden. Alles wat door het regime als niet-islam wordt geïnterpreteerd is in het voormalige Perzië uit den boze. Dus geschiedt kunst er op eigen risico. Want kunst is zelf denken, expressie, zuurstof voor de geest. Splinter in de priemende wijsvinger van despoten.

Wie het ongeluk treft om in Iran als meisje geboren te worden, is dubbel gevangen. Droevig zijn de scènes waarin de trompettiste, die tevens abstract-expressionistische schilderijen maakt, haar woede en wanhoop uit . In een paar jaar was ze, gedreven oefenend met haar instrument, opgebloeid. Na Ahmadinejads dubieuze herverkiezing in 2009 gaat het roer weer om richting strikte moslimstaat.

Muzikantenbezieler Mashayekhi moet uiteindelijk zijn land verlaten, het orkest wordt de facto ontbonden. De trompettiste neemt haar toevlucht tot schilderen. Haar doeken worden groter. Polychromer, textuurrijker, feller. En de hoofddoek is afgelegd: kijk, dit ben ik. Mens. Vrouw. Van zulke moed en wilskracht kruipt zelfs de hardnekkigste cultuurrelativist beschaamd in een hoekje.

Soms werkt Scheffers doorgecomponeerde largostijl contraproductief. Met al te dramatisch geposeerde shots van Mashayekhi op een parkbankje, in een café, solitair en heimweeïg in het niets starend. Met betekeniszwangere woestijnpanorama’s op een John Cage- stiltepartituur, zware-notenkost van Arvo Pärt. En dan zijn er nog Mashayekhi’s filosofische voice over-monologen, plus citaten van de veertiende-eeuwse Perzenpoëet Hafez. Een onsje contemplatieve haute culture te veel, wellicht.

De essentie van het door Melle van Essen in warme HD-tinten gefotografeerde Gozaran ligt elders: in de gelaatsuitdrukkingen van de jonge muzikantes. Zwijgend spreken ze, in al hun schoonheid en concentratie, van diepe muziekliefde en de droom van een rechtvaardig leven. De toeschouwer past slechts deemoed.