Het is weer december, tijd voor de feestdagen én Peter Jacksons jaarlijkse uitbreiding van het filmische Tolkien-universum. Zijn terugkeer naar Middle-Earth vorig jaar was nog wat teleurstellend – The Hobbit: An Unexpected Journey had een traag tempo, lege actie en een overschot aan dwergendwaasheid. Maar het vervolg is op bijna alle fronten een verbetering.

Met de orks nog op de hielen gaan hobbit Bilbo Baggins ( Martin Freeman) en de dwergen verder waar ze gebleven waren, ergens halverwege hun reis naar The Lonely Mountain. Het is de bedoeling om daar draak Smaug ( Benedict Cumberbatch) te verslaan en zo Thorin Oakenshield ( Richard Armitage) te installeren als de rechtmatige heerser van het koninkrijk Erebor. Ondertussen maakt Gandalf ( Ian McKellen) een uitstapje naar Dol Guldur om daar de confrontatie aan te gaan met de mysterieuze Necromancer (wederom Benedict Cumberbatch). 

Het gezelschap kreeg van Jackson in het eerste deel ruim de tijd om zingend met het servies van Bilbo te jongleren, maar wordt nu onmiddellijk tot actie gedwongen. Mede door het achterwege blijven van de kinderlijke introductie voelt die actie ditmaal een stuk urgenter. Ook de verandering in perspectief is een verbetering. In de eerste film werd de aandacht verdeeld over Bilbo en dertien dwergen, waardoor de kijker weinig met de personages kreeg en de spanning tijdens spektakelscènes minimaal bleef. Dat is opgelost door behalve Bilbo nu slechts enkele dwergen uit te lichten. Zo krijgen die personages inhoud en ontstaat tijdens hun ontmoetingen met fraai vormgegeven monsters het gevoel dat er daadwerkelijk iets op het spel staat. 

Zoals we inmiddels van hem gewend zijn, brengt Jackson de fantasiewereld wederom grandioos tot leven. Decors en landschappen vloeien naadloos samen met special effects tot een overweldigende visuele belevenis. Het hoogtepunt is een scène waarbij dwergen, orks en elven rondom een rivier met elkaar strijden, terwijl de camera vrij tussen alles en iedereen door beweegt. De sequentie zit zo goed in elkaar dat je de waterdruppels van je 3D-bril zal proberen te vegen. Daarnaast voegt Jackson een aantal imposante nieuwe locaties toe, zoals Laketown, een Dickensiaanse versie van Venetië waar Stephen Fry in een grappige bijrol de scepter zwaait. 

De regisseur permitteert zich ook een aantal vrijheden die wellicht wat gevoelig zullen liggen bij de fanatieke Tolkien-adepten. Zo komt de boogschietende elf Legolas ( Orlando Bloom) uit de Lord of the Rings-trilogie voorbij, terwijl die niet in het oorspronkelijke verhaal voorkomt. Sterker nog: hij neemt ook zijn vriendinnetje Tauriel ( Evangeline Lilly) mee, een personage dat volledig voor de film bedacht is. Voor de neutrale kijker is deze vrouwelijke actieheld echter een welkome aanvulling, want de schermutselingen in de wereld van Tolkien zijn verder een wel érg mannelijke aangelegenheid. 

Ondanks de vele verbeteringen blijft Jackson problemen houden met tempo. In het begin lijkt alles gehaast afgewerkt, terwijl de film richting het einde gaat slepen. Benedict Cumberbatch voorziet de draak Smaug met zijn diepe stem knap van een karakter, maar de hele opbouw naar de confrontatie tussen hem en Bilbo duurt veel te lang. Daarnaast voelt The Hobbit: The Desolation of Smaug overduidelijk als een middendeel, met een stagnerende ontwikkeling van hoofdpersoon Bilbo en een wel heel abrupt einde . Maar alsnog zijn de verwachtingen voor de afsluitende climax die volgend jaar december zal draaien weer naar behoorlijke hoogten gestegen.