Misschien is het haar ongenaakbaarheid, of anders gewoon dat klassieke zwarte uniform met het witte schortje. Of het is de setting (de Franse bourgeoisie, eind negentiende eeuw), vol etiquette en onderdrukte passie. Dienstmeisje Célestine (Léa Seydoux) is hoe dan ook onweerstaanbaar voor alle mannen in haar omgeving.

Als die mannen haar zelf niet actief in bed proberen te krijgen, laten ze hun moeders of echtgenotes wel een goed woordje voor ze doen (zolang het niet openbaar wordt, blijkt er veel te kunnen). En tot tweemaal toe wordt ze gevraagd of ze de prostitutie niet in zou willen – wat niet eens zo'n extreme carrièreswitch zou zijn, want volgens de bazin van het bureau dat Célestine uitzendt, moet een goed kamermeisje zich áltijd dienstbaar opstellen ( eufemistisch voor: 'niet moeilijk doen en desgewenst de benen spreiden').

De expliciete broeierigheid, dat is in deze nieuwe verfilming van Le journal d' une femme de chambre, de schandaalroman van Octave Mirbeau uit 1900, waarschijnlijk de opvallendste toevoeging ten opzichte van eerdere film- en toneelbewerkingen. Min of meer klassiek zijn de versies van Jean Renoir (1946) en Luis Buñuel (1964), waarin ook al veel werd gesuggereerd, maar dan nog net iets minder vrijpostig (al is de nieuwe film nog altijd geen blootparade).



Regisseur en coscenarist Benoît Jacquot (La fille seule, Les adieux à la reine ) noemt zijn productie zelf de meest getrouwe verfilming tot nog toe. Dat nemen we dan maar van hem aan, maar het verklaart nog niet waarom de film er per se moest komen. Want die vraag dringt zich tijdens het kijken steeds meer op. Saai is het verhaal niet te noemen, maar urgent of erg meeslepend evenmin. En heel zinnig commentaar op huidige ontwikkelingen valt er ook niet in te ontwaren.

Met haar sensuele, licht verveelde oogopslag is Léa Seydoux goed gecast als de verongelijkte Célestine. Aardig zijn de momenten waarop ze haar cynisme niet kan inhouden en het publiek – een beetje à la Richard III – bijtend commentaar toefluistert. Maar het blijft gissen wat haar precies drijft. Het ene moment lijkt ze iedereen te haten en vilein te bespelen, het volgende is ze opeens poeslief of (schijnbaar) oprecht geroerd. Tot de afgeraffelde, onbevredigende finale aan toe blijft ze daarmee voortdurend op afstand.

Helemaal mislukt is Journal d'une femme de chambre daarmee nog niet. Er wordt goed gespeeld; naast Seydoux door onder anderen Vincent Lindon en Clotilde Mollet. En met het aan Hitchcock en de nouvelle vague refererende camerawerk (met veel zooms) en de onheilspellende pianoklanken op de soundtrack wordt een effectieve spanning opgebouwd.

Maar ja, wel een spanning die dus geen moment wordt ingelost.