7 december, 2011. Geblinddoekt en vergezeld door twee bodyguards bevind ik mij in een BMW 5 serie. Ik ben onderweg naar de geheime verblijfplaats van de man die volgens zeggen de magische leeftijdsgrens van tweehonderd jaar al ruimschoots heeft overschreden. Per e-mail bevestigt de Kerstman, die in het dagelijkse leven ook wel onder naam Heinrich K. doorgaat, dat dit echter niet waar is. ‘Ik ben om precies te zijn 67’.

Er bestaan dan ook, tot zijn grote ergernis, een hoop misverstanden omtrent zijn persoon en leven. Zo zou hij in Groenland wonen, acht rendieren hebben en cadeautjes onder dennenbomen leggen. ‘Allemaal klinkklare onzin’, foetert de Kerstman wanneer ik met hem door zijn ietwat donkere verblijfplaats rondloop.

Die misverstanden houdt u toch in stand door uw zelf verkozen isolement?
Ja, mijn isolement is inderdaad de reden dat er zoveel waanideeën rondom mijn persoon zijn. Maar u moet goed begrijpen: daar heb ik niet zelf voor gekozen. De maatschappij heeft besloten mij maar voor een aantal weken in het jaar nodig te hebben. De rest van de tijd ben ik overbodig en neemt niemand mij serieus. Dat is ronduit frustrerend.

Dus als het aan u ligt is het ‘t hele jaar door kerst?
De kerstgedachte zou toch het hele jaar door moeten gelden? Misschien kunnen we het ook een keer in de zomer houden? Ik trek die kou niet meer.

Hoe deed u dat vroeger dan? Toen u nog een kleine jongen was. Vierde u toen ook al kerst?
Nee, mijn jeugd was niet zo ‘warm’.

Hoe bedoelt u?
Daar praat ik liever niet over.

Er valt een ijzige stilte. De Kerstman keert zich van mij af en kijkt bedroefd naar een schilderij aan de wand. Die van zijn ouders. ‘U moet weten: ik kom uit een zwaar gereformeerd gezin. Thuis was er geen tijd voor gezelligheid. En omdat ik in mijn vroege tienerjaren opstandig werd, stuurden mijn ouders mij naar een streng internaat. En daar...’
De stem van de Kerstman begint te haperen. Hij stopt met praten en barst plotseling in huilen uit. En niet zo’n beetje ook. Hikkend en snikkend stuitert zijn gebogen hoofd op en neer. Met een gebroken stem zegt hij uiteindelijk: ‘daar zijn dingen gebeurd die het daglicht niet kunnen verdragen.’

‘U bedoelt dat u....?’ De kerstman legt een hand op mijn mond en zegt: ‘Die woorden wil ik hier niet horen, maar ik zeg u: mijn jeugd was een hel.’ Met gevoel van ongemak en medelijden sla ik een arm om hem heen. Hij barst weer los. Na een poosje de Kerstman te hebben laten snotteren op mijn schouder til ik zijn zwaarmoedige en schijnbaar levenloze hoofd op, kijk hem recht in de ogen en stel hem op liefdevolle wijze die laatste alles omvattende vraag: ‘wat is voor u dan de perfecte kerst?’
De Kerstman schraapt zijn keel, vermant zich en zegt: ‘Kerst is een ultra commercieel feest. Daar heb ik bewust voor gekozen. Ik wil niets meer met de Kerk en haar leer te maken hebben. Maar voor mij bestaat er eigenlijk geen perfecte kerst, want dat doet mij per definitie herinneren aan mijn verleden. Eigenlijk is het een soort jaarlijkse zelfkastijding, wat gek genoeg wel weer goed past binnen de reformatorische traditie. Maar daar ben ik voor in behandeling. Dus als ik een eerlijk antwoord moet geven op uw vraag, dan zeg ik nu: er is voor mij maar één perfecte kerst, en dat is geen kerst.’

Dit item werd eerder gepubliceerd op een van de vorige Dorst weblogs.