Wat voor vet is het trouwens?
‘Menselijk vet, dierlijk vet, het kan allemaal, ik wil dat niet definiëren, dan richt het zich weer op een enkele betekenis. En het rioolsysteem maakt tenslotte ook geen onderscheid. Wist je dat vet in het riool een enorm probleem is? Het koekt tegen de wanden zodat de riolering verstopt raakt. Mensen wassen pannen, gooien de oude frituur door de gootsteen, en het vet klontert samen, millimeter voor millimeter, en op een gegeven moment is daar die koek. In Londen zijn veertig ambtenaren permanent bezig om met hoge drukspuiten en pikhouwelen dat vet te verwijderen. Laatst hebben ze een stuk vet ter grootte van een schoolbus weggehaald.’
(Hendriks bestelt een broodje pastrami.)
‘We beginnen in een klein aquarium, maar zodra je daarin vet gaat spuiten en druppelen, wordt het al snel benauwd en moet je naar een groter aquarium, en zo verder, en ten slotte willen we naar open water, misschien eerst nog in een vijver, maar uiteindelijk moet het zo groot worden dat het alleen nog op zee kan drijven. Het eiland zou eigenlijk kilometers groot moeten worden. Je kunt natuurlijk wel een balletje vet laten drijven, en dat is dan een leuk symbool, maar ik vind het juist interessant dat het eiland ook echt een soort alternatieve collectieve energievoorraad wordt.’
(Het geluid van messen die zich aan elkaar scherpen.)
‘Wat ik me opeens afvroeg was: wanneer is vet eigenlijk begonnen? Er was al leven voordat er vet was. Blijkbaar bedacht ergens in de evolutie een organisme dat het misschien wel handig zou zijn om een klein energievoorraadje te hebben – bij wijze van spreken natuurlijk – en dat is een magisch moment. Je kunt zeggen dat tegelijk met het vet ook tijd is ontstaan. Zolang je geen energievoorraad hebt, bevind je je altijd in het heden, pas met de komst van vet kun je ook anticiperen op morgen, ontstaat er toekomst.’
Het brein bestaat ook voor tweederde uit vet, misschien dat dan ook bewustzijn uit vet is voortgekomen...
‘Ja, geweldig, nu open je weer een andere deur naar het project.’
(Een klant vraagt om ‘vier mooie kipfiletjes’.)
‘Er zijn nogal wat dikke mensen, maar dat vet gaat nergens heen, dat zit daar maar en wordt pas opgestookt zodra zo’n lichaam het crematorium binnen schuift. In die zin bevindt vet zich ook in een identiteitscrisis. Vet is bedoeld als een tijdelijke opslag van energie. Op het moment dat vet alleen nog maar aanwast, ja, is het dan nog wel vet? Wat ik me afvraag is of het bestaan van het eiland iets verandert in onze inzichten over wie we zijn, of het iets verandert in onze relatie met dat vet, waarom dat vet daar zit...’
(Harde slagen van de slagersbijl.)
‘Vet is de meest fundamentele substantie van deze tijd.’
(Een man komt binnen, een klein hondje achter zich aan slepend. ‘Hells Angel’ staat achterop zijn jack. Hij leunt voorover op de vitrine, de halsband onder zijn hand geklemd, en bestelt iets onverstaanbaars.)
Het veteiland lijkt net als The Incredible Shrinking Man nadrukkelijk een agenderende functie te hebben.
‘Het is niet zozeer bewust, het is intuïtief, het zijn gewoon de vragen die mij interesseren. Ik denk niet dat ik mijzelf een activist kan noemen. Ik vind wel dat we activisten moeten zijn. Maar ik ben geen monomaan mens. Een tijdje geleden heb ik een week gevast, een pathetische vorm natuurlijk om aandacht te vragen voor de overdaad waarin we leven, maar ik wilde gewoon weten hoe het is om niets te eten. Ik ontdekte dat het me niet moeilijk viel en vroeg me af waar we dan zo bang voor zijn, als het zo makkelijk is om met minder te functioneren. Ik wilde de angst voor honger begrijpen, kijken hoe die angst mij vormt. In de tijd dat ik vastte ging ik ook naar landbouwmachines kijken, die combines leken net monsters, of wapentuig, alsof voedselproductie vanuit angst wordt vormgegeven.’
Maar bestaat dat wel echt in onze rijke samenleving, dergelijke angst voor honger?
‘Ja, is die angst er echt? Is vet het resultaat van angst voor morgen? Hamster je om voorbereid te zijn? Als je hier naar die vitrine kijkt – hoe zou je hier angst voor honger kunnen krijgen? Maar als ik hier nu dagenlang blijf zitten, starend naar die karbonades, naar dat varkenspootje daar, naar dat stuk lever, dan kan ik jou misschien toch iets vertellen over hoe die angst in stand wordt gehouden. Ik denk dat we te weinig nadenken over onze angsten. Waarom gooi je eigenlijk al die zakken chips in dat boodschappenkarretje?’
De vetberg als een vorm van collectieve psychiatrie?
‘Ja, misschien wel ja, dat ook.’
(Aan de muur boven de toonbank wordt een filmpje vertoond van gezellig krioelende biggetjes. ‘Geen antibiotica,’ legt slager Vet vanachter de vitrine uit, ‘geen groeihormonen, daarmee onderscheid je je toch, dat willen de mensen.’)
Hoe werkt het eigenlijk? Mensen leveren hun vet in en dan vaar jij met een bootje naar het eiland?
‘Ja. Bijvoorbeeld, jij komt dan elke week met een emmertje frituurvet bij ons langs. Maar we zoeken ook samenwerking met het rioleringsbedrijf.’
En na verloop van tijd wordt het eiland verstookt?
‘Nou, misschien ook niet, misschien moet het er gewoon zijn.’
(Op de achtergrond een hels lawaai. Slager Vet: ‘Dat is de lintzaag, die moet door het bot, voor de mergpijpen.’)
Hecht dat vet wel?
‘Als je het er warm opgiet wordt de onderlaag ook even zacht, en dan smelt het weer in elkaar, zo hebben we het ook uitgetest, in aquaria. Op die vetberg komen zo telkens nieuwe laagjes, en dat vet draagt onvermijdelijk ook informatie in zich over de omgeving waar het vandaan komt. Polletjes komen aanwaaien, diertjes zullen erin gaan nesten. Als die berg honderd meter in doorsnee is... op een gegeven moment wordt het eiland een archief van de tijd, een soort klok. Je moet eigenlijk een appelboor hebben, dan kun je helemaal tot in het centrum, zoals ze in Antarctica met het ijs doen, op een gegeven moment kun je dat vet gaan lezen.’
(Het winkelmeisje tegen een klant: ‘Nou, we gaan vanavond lekker barbecuen...’ ‘Heb je daar nog wel zin in als je bij de slager werkt?’ ‘Nou, je eet wel minder, ja dat wel...’ Hendriks neemt zijn laptop op schoot en toont plaatjes van prototypen: mini-vetbergjes, wonderlijke sculpturale vormen, dobberend op het water, maar voor het grootste deel eronder verscholen, als ijsbergen.)
‘We hebben goudvissen in dat aquarium gedaan, en eentje daarvan heeft er een keer een hapje van genomen, en daarna niet meer. Maar goed, dat was een goudvis, en die hebben natuurlijk een exquise smaak. Maar ik vind het een poëtisch beeld: de zeemeeuwen die er omheen cirkelen om even te nippen van die enorme reserve van energie, de barracuda’s die er in scholen omheen zwemmen en er in happen, diertjes die eronder schuilen. Van zo’n beeld word ik heel blij, dan denk ik: ja, precies, dat gaat over onze rol, over wat we wel en niet kunnen controleren.’
Misschien wordt het eiland wel helemaal weggevreten.
‘Ja dat je er niet tegen aan kan aanvoeren... en dat mensen van Milieudefensie boos worden, doordat we zo’n vetbal in de zee hangen en we het ecologisch evenwicht dreigen te verstoren...’
Waar moet het eiland komen?
‘Gewoon hier in de Noordzee. Het zou ook wel mooi zijn om het naar de Noordpool te slepen, zo’n vetberg die daar tussen de smeltende ijskappen komt aandrijven.’
(de fotograaf komt binnen, Hendriks laat een plaatje zien van een enorm blok vet, ‘echt een monoliet van vet, niervet, dat kost maar een paar euro de kilo.’ Misschien is het mooi als hij zoiets voor de foto vasthoudt? Maar slager Vet heeft slechts een klein stukje. ‘We moeten naar die kiloknaller op de Kinkerstraat,’ zegt Hendriks, ‘hoe heet ie ook alweer, eh...’ ‘de Kema,’ roept slager Vet.. ‘Ja, de Kema, dat is ’m, daar haal ik soms van die grote blokken, ehm... daar doe ik dan dingen mee...’)
Komt dat eiland er wel, of is het vooral een luchtspiegeling die tot nadenken stemt, zoals The Incredible Shrinking Man?
‘The Incredible Shrinking Man is geen sprookje. Het is echt onderzoek, uitvinden hoe zoiets werkt. Echte informatie is veel mooier dan wat je kunt verzinnen. Ik ben niet geïnteresseerd in fictieve scenario’s. Het gaat erom dat we op een dag ook echt op dat eiland staan, dan wordt het een heel ander verhaal, dan zeggen we tegen elkaar: weet je nog dat we toen bij Slagerij Vet zaten en dat we in ons hoofd iets probeerden op te roepen waarvan we niet zo goed wisten wat het was...? Als we dit toen geweten hadden, waar hadden we het toen eigenlijk over? Wat een lulverhaal, wat een pretentieus geouwehoer... Alleen al de cadans van die blubber hier onder onze voeten... Zodra het eiland een fysiek gegeven wordt, verandert alles.’
Niemand weet hoe dat voelt, niemand heeft ooit op een vetberg gestaan...
(lachend) ‘Nee, dat kan haast niet, ik denk het niet, nee, niemand heeft dat ooit gewild.’