Abdelkader Benali rijdt met zijn vrouw en dochter door Marokko om de lekkerste amandelen te ontdekken.

Ze reizen door het enorme land, ze praten met iedereen, ze ontmoeten de kok die de beste bastilla kan maken, ze zijn Nederlands-Marokkaanse kosmopolieten, ze lopen door Tafraoute, de amandelstad, ze vertellen dat de amandel ooit via de zijderoute uit China naar Afrika en Europa is gekomen. Ik realiseer me dat het woord ‘zijderoute’ al mijn hele leven de fantasie prikkelt. Het mooiste vind ik het eenzame gebouw dat gebruikt wordt als opslagplaats voor kostbare dingen. Je kunt er amandelen, goud, boeken, zijden gewaden en nog duizend andere kostbaarheden bewaren. Het gebouw lijkt een onderdeel van de aarde, het is 950 jaar oud en het heeft 314 kamers. Er zijn vier katten die de muizen vangen, er zijn twee bewakers, ze zijn trots op de katten.
Terwijl de familie Benali en het onbegrijpelijke, sprookjesachtige Marokko nog door mijn hoofd spoken, lees ik in de krant een verhaal over Rahma el Mouden, in 1959 in Tanger geboren. Ze vertelt: ‘Mijn hele jonge leven hoorde ik dat mijn broer wel iets mocht, de prins was, laat mocht thuiskomen, het lekkerste stukje kreeg – “want hij was een man.” Een man, een man, een man; ik werd er doodziek van. Ik wilde vrijheid. Toen ik een jaar of acht was, schreef ik in een klein boekje, waarin ik alles optekende wat ik niet wilde: ik blijf niet in dit land; ik trouw niet met een man die in Marokko werkt; ik neem geen zes kinderen maar twee. Al heel snel had ik maar één doel: vluchten naar een land waar ik die vrijheid kon bereiken.’
Het is haar gelukt, ze is een bekende zakenvrouw geworden, ze heeft een schoonmaakbedrijf waar 500 mensen werken. Ze wordt geprezen om haar ondernemerschap en personeelsbeleid.
Ik denk aan Abdelkader en Rahma, maar zeker ook aan die vier katten – het is niet makkelijk om alle gedachten hun precieze plaats te geven.