Vrijdag 19 december 2014

Sommige liedjes ken je al jaren, maar je hebt nooit eerder goed naar de tekst geluisterd. Ik zong mee met de radio: ‘I’m just a soul whose intentions are good, oh Lord, please don’t let me be misunderstood.’

Sommige liedjes ken je al jaren, maar je hebt nooit eerder goed naar de tekst geluisterd. Ik zong mee met de radio: ‘I’m just a soul whose intentions are good, oh Lord, please don’t let me be misunderstood.’

Dat was heerlijk om te zingen en het voelde even als een oprechte uitroep, iets als: ik doe mijn best. Toen ik het twee keer zong, klonk het al wanhopiger. Toen ik alle versies van het nummer op het internet ging bekijken, en artiest na artiest hoorde roepen dat ze het allemaal zo goed bedoelden, werd het het griezeligste nummer ooit, en niet voor niets de soundtrack van een Tarantinofilm.

Het nummer werd geschreven door ene Horace Ott na een ruzie met zijn vriendin. Zijn goede bedoelingen interesseren me niet, nieuwsgierig ben ik natuurlijk naar die ruzie. Wat is daar in godsnaam gebeurd? Hoe kon hij zo verkeerd begrepen worden? Wat heeft hij dan gedaan? En als hij snapt dat het niet goed overkwam, waarom zegt hij dan niet gewoon sorry, in plaats van maar te blijven roepen dat hij het heus wel goed bedoelde? Of is die vriendin gewoon paranoïde? Nee, dan had hij wel een kwaad nummer geschreven.

De Nederlandse cover van het lied maakt het nog bonter: ‘Ik bedoel ’t altijd zo goed,’ zingen ZZ en de Maskers. Het altijd goed bedoelen: iemand die dat over zichzelf durft te beweren, daar kun je beter bij uit de buurt blijven.

Ik krijg zin om ook een paar van die nummers te schrijven, met teksten als: ‘Ik hou wel van je,’ of: ‘Ik wil je niet bedriegen.’

Zodra je je goeie bedoelingen moet benoemen, is het natuurlijk al mis. Zo leert mijn dochter lezen uit boeken waarop staat: ‘Veilig leren lezen.’ Als ik vijf was, zou ik onmiddellijk op zoek gaan naar de onveilige leesboeken, waar liggen die?

Nee, dat is niet waar, ik was bang toen ik vijf was, dus ik zou bij elke nieuwe letter die ik leerde opgelucht adem halen.

‘Ik ken nu de O,’ zou ik tegen mijn moeder zeggen, ‘en ik leef nog. Maak je geen zorgen mama, ik leef. Maak je geen zorgen.’

Ook dat zou een mooi lied zijn, het lied waarin we heel hard zingen dat er niets aan de hand is, zeker niet nu.