Giri betekent vrij vertaald: bij elkaar in het krijt staan, en dat staat iedereen in Japan voortdurend. Als Japan een machine is, is giri de smeerolie. Maar is er dan wel plek voor buitenbeentjes? Paulien Cornelisse vraagt het aan Japanse Koerden, een Nederlandse boer en een groep lhbt’ers.

Binnen de lijntjes kleuren, in de pas lopen, rekening houden met je medemens en vooral niet opvallen, dat zijn in Japan grote deugden. Giri – het de anderen iets verschuldigd zijn – is daarbij een sleutelwoord. 

Maar wie anders is, heeft het moeilijk in Japan. Dat ontdekt Paulien Cornelisse in de derde aflevering van Tokidoki, waarin ze onder meer de Nederlandse rijstboer Wouter ontmoet. Hij is met een Japanse getrouwd en woont al elf jaar in Japan. Toch blijft hij een vreemdeling, net als de Turkse Koerden die hopen dat ze hier mogen blijven. Die kans is klein, want Japan laat nauwelijks vluchtelingen toe. 

Niet alleen buitenlanders hebben het moeilijk in Japan, ook voor Japanners die niet voldoen aan de standaard is het leven zwaar. Niet voor niets is het suïcidecijfer hoog, zeker onder de lhbt-gemeenschap. Dat de geestelijke nood daar hoog is, blijkt wel uit een ontmoeting van Paulien met een aantal homo’s, lesbo’s en transgenders die uitleggen hoe eenzaam en onbegrepen ze zich voelen. Gelukkig is er een advocaat die zich hun lot aantrekt.

column Paulien: mondkapjes

Wat is dat toch met Japan? Je kunt geen straat filmen of er lopen mensen met mondkapjes rond. Wie dit niet gewend is, denkt dat er een gevaarlijke besmettelijke ziekte heerst. SARS, of iets met kippen. Of zou de lucht zo vervuild zijn dat je hem eigenlijk niet onbeschermd zou mogen inademen?

Het zit anders. Ten eerste draagt de Japanner het mondkapje niet primair om zichzelf te beschermen tegen andermans bacillen. Het is omgekeerd. Als de Japanner voelt dat hij/zij iets onder de leden heeft, dan doet hij/zij een mondkapje voor. Zodat anderen niet aangestoken worden.

Kijk, dat is nog eens altruïsme. Vanuit zo’n cultuur kan dus ook een nationaal voetbalelftal ontstaan dat na de verloren wedstrijd even met z’n allen de kleedkamer opruimt en schoonmaakt.

Overigens zijn er ook Japanners die altijd een mondkapje ophebben. Dat doen ze omdat ze een beetje verlegen zijn. Als de helft van je gezicht niet te zien is, dan ben je ook minder goed leesbaar.

Tijdens het filmen van Tokidoki ging ik vrij veel de straat op om mensen aan te spreken. Daar werd ik toe aangezet door regisseur Jelle Brandt Corstius. Ik ben niet iemand die normaal veel mensen op straat aanspreekt, daar ben ik een beetje te verlegen voor. Maar als het moet, dan kan ik het en vind ik het ook leuk.

Op zeker moment kregen we het idee om alleen maar mensen aan het woord te laten die een mondkapje voorhadden. En daar dan verder niets over te zeggen. We hadden hier veel plezier om, maar het is er niet van gekomen.

Paulien Cornelisse