bestaat er zoiets als 'Nordic Jazz'?

Pianist Bugge Wesseltoft, jazztrio Phronesis, de nu-soulband Rohey: heel verschillende artiesten die dit seizoen in Vrije Geluiden te gast waren. Wat ze gemeen hebben? Ze komen uit Scandinavië. En anders dan met muziek uit andere gebieden lijkt dat meteen invloed te hebben op hoe mensen hun muziek ervaren. Jazz uit het hoge noorden, daar komen namelijk meteen associaties bij kijken: een gevoel van weidsheid, minimalistische notenkeuze en een donker, melancholisch geluid. Dat krijg je daar immers vanzelf, met die lange nachten, diepe fjorden, grote bossen en open landschappen zover het oog reikt. Toch? Wat is er eigenlijk wáár van de 'Nordic Jazz'-clichés? En, als ze ooit waarheid bevatten, gelden ze dan ook nu nog? We legden het vraagstuk voor aan onze recente noordelijke gasten én aan artiesten van verschillende generaties die speelden op het Festival Jazz International, dat Nordic Jazz als thema had. In onderstaande video zie je het resultaat van deze rondgang.

Zelf oordelen? Trompettist Mathias Eick, ook in de video aan het woord, is vrijdag 6 april live te zien in het Concertgebouw. Hij presenteert daar zijn nieuwe solo-album Ravensburg, dat uitkomt op ECM Records. Zaterdag 7 april staat hij ook nog in Paradox (Tilburg) en op zondag 8 april in De Spot (Middelburg).

Sunna Gunnlaugs (IS), Maarten Ornstein (NL), Ellen Andrea Wang (NO), Bobo Stenson (SE), Bugge Wesseltoft (NO), Mathias Eick (NO), Phronesis, (DK/SE/GB), Ivan Blomqvist van Rohey (NO) en Snorre Kirk (DK) over de zin en onzin van 'Nordic Jazz' .

Waarom Festival Jazz International afgelopen jaar koos voor Nordic Jazz als thema? 'Omdat er een aantal opvallende samenwerkingsverbanden waren met Nederlandse musici, waar we nader bij stil wilden staan,' noemt programmeur Frank van Berkel allereerst. 'Maar ook omdat er opvallend veel moois en bijzonders in de Noordelijke landen plaatsvindt.'

Maar waar zit 't hem dan in, wat noordelijke jazz zo mooi – en herkenbaar – maakt? Vaak wordt 1964 aangeduid als het moment waarop Amerikaanse jazz een eigen, Scandinavische 'vertakking' krijgt. De Zweedse pianist Jan Johansson (1931-1968) brengt in dat jaar het album Jazz på svenska uit. Met een duobezetting van piano en bas 'verjazzt' hij daarop op ontspannen en kleurrijke wijze Zweedse volksliedjes. Het is het best verkochte Zweedse jazzalbum ooit.

Het is echter het in 1969 door de Duitse contrabassist en producer Manfreid Eicher opgerichte platenlabel ECM Records dat het idee van 'Nordic Jazz' voor eens en voor altijd neerzet. Het in München gevestigde label brengt platen van Amerikanen als Keith Jarrett, Gary Burton en Pat Metheny uit, maar wordt al snel vooral beroemd door de combinatie van opnamen van zeer hoge kwaliteit met de daarbij schijnbaar perfect passende en als typisch 'noordelijk' ervaren klanken zoals de in ijle echo gedrenkte saxofoontonen van Jan Garbarek, de donkere soundscapes van gitarist Terje Rypdal en het lyrische bekkenspel van drummer Jon Christensen.

Sindsdien is er, naast de VS, geen geografisch gebied dat zo'n sterke associatie heeft met een bepaalde jazzstijl- en klank als Scandinavië. Mooi, zou je zeggen, de ontwikkeling van zo'n sterke eigen stijl en identiteit. Maar toch knaagt het ergens. Is het niet té makkelijk om met vergezichten van fjorden te strooien in een albumbespreking van de jonge, Noorse trompettist Mathias Eick? Doe je daarmee recht aan andere nieuwe muzikale elementen die hij toevoegt, en die misschien helemaal niet passen in dat clichébeeld?
 

En als we concluderen dat die al te makkelijke metaforen inderdaad niet altijd terecht zijn, hoe érg is dat vervolgens? Die clichés bieden ook houvast, een maatstaf die de luisteraar helpt om nieuwe muziek te vergelijken met klanken en classificaties die hij of zij al kent. Volgens programmeur Van Berkel geldt dat voor elke genre-aanduiding. 'Musici zelf doen er niet aan,' zegt hij. 'Ze spelen wat ze willen spelen en laten zich door van alles en nog wat inspireren. Marketeers (en programmeurs) die de muziek moeten verkopen plakken er graag een stempel op om het duiding te geven. Dan weet het publiek waar het aan toe is.'

Toch lijkt het steeds lastiger te worden om hiermee weg te komen. Kun je in de verbonden, geglobaliseerde 21e eeuw muziek überhaupt nog classificeren op basis van geografie? Is er een typische, 'noordelijke' rode draad te vinden tussen de woeste freejazz van Mats Gustafsson, de nu-soul van Rohey, de cinematische rockjazz van Jaga Jazzist en de door Amerikaanse blues en bop geïnspireerde muziek van Snorre Kirk?

En het te veel laten domineren van het 'fjordenjazz'-beeld dat ontstond in de jaren zeventig en tachtig kan ook doen vergeten dat ook toen al muzikanten als Jan Garbarek, Bengt Berger en Bobo Stenson zich rijkelijk inlieten met muzikale invloeden uit allerlei windstreken, van India, Turkije en West-Afrika tot aan Zuid-Amerika.

En toch, tóch blijft er iets bijzonders kleven aan jazz uit de noordelijke contreien. En als we in ogenschouw nemen dat muzikanten hun inspiratie van allerlei innerlijke en externe bronnen halen en nooit te reduceren zijn tot simpelweg een 'fjordenproduct', mogen we dat best erkennen en benadrukken. En of de reden daarvan nu het landschap en geïsoleerde ligging is, het zich onafhankelijk van Amerikaanse erfenis ontwikkelen van een eigen geluid of meer prozaïsche redenen als gunstige sociale en economische omstandigheden, dat is dan uiteindelijk niet heel belangrijk. Misschien hebben we zelfs al een 'ECM-van-nu' gevonden. 'Er is een hele herkenbare sound vanuit het Noorden,' zegt Van Berkel. 'Edition Records (een Engels label) brengt er veel van uit. Luister daar maar eens naar, het zijn veelal musici die in het Noorden wonen, er zijn ook combinaties weer met muziek uit het Midden-Oosten. Maar je blíjft die sfeer houden.'

Iddo Havinga

Heeft het vinden van De Ultieme Groove tot een levensmissie verheven en gelooft daarnaast dat muziek zo vrij kan zijn als de artiest oprecht is.