Nederland moet haast maken met het vorige week aangekondigde onafhankelijk onderzoek naar misdaden tijdens de politionele acties in Indonesië. Dat zegt mensenrechtenadvocaat Liesbeth Zegveld. Zij is net terug van een reis naar Sumatra waar ze sprak met getuigen en nabestaanden.

In Bureau Buitenland op NPO Radio 1 vertelt Zegveld over haar gesprekken met getuigen en nabestaanden van de oorlogsmisdaden op Sumatra:

‘Alles lag bezaaid met lijken’

Zegveld stond eerder ook al succesvol weduwen en nabestaanden bij van geëxecuteerde Indonesische mannen op Java in een rechtszaak tegen de Nederlandse staat. Dit leidde in 2011 tot uitbetaling van schadevergoedingen aan negen nabestaanden en officiële excuses van de Nederlandse regering voor het bloedbad. Nu verzamelt zij getuigenissen van de oorlogsmisdaden die zijn gepleegd op Sumatra.

Zegveld heeft onder andere Rengat bezocht. Hier werd op 5 januari 1949 een grote aanval uitgevoerd door Nederlandse paratroepen. Eerst met bombardementen vanuit de lucht en na landing van de parachutisten met beschietingen vanaf de grond. Er vielen zo’n vierhonderd tot wel duizend doden, al is het exacte aantal niet bekend. Zegveld: “Mensen die we daar hebben gesproken zeiden: alles lag bezaaid met lijken. Echt een afschuwelijke gebeurtenis waar mensen werden afgeschoten, of als muggen doodgeslagen, echt in grote aantallen.”

Nederlandse ambassadeur Tjeerd de Zwaan na het aanbieden van officiële excuses namens de Nederlandse overheid in 2011. Achter de weduwen van de Rawagedeh massa-executies staat hun advocaat Liesbeth Zegveld.

'Niet veel op papier vastgelegd'

Veel van de overlevenden van de standrechtelijke executies op Sumatra zijn inmiddels dood, maar voor nabestaanden is erkenning van de gruweldaden van groot belang. Zegveld geeft toe dat het wel erg moeilijk is om nu nog getuigen te vinden. Niet alleen omdat het merendeel inmiddels is overleden. Maar ook omdat de Nederlandse overheid streng is in het bepalen wie kwalificeert als getuige of nabestaande. “Eigenlijk wil de staat alleen maar verhalen accepteren als het op papier staat. Maar ja, er is niet veel op papier vastgelegd. Bovendien is alles kapotgegaan natuurlijk in die tijd.”

Eindelijk onderzoek

Ondanks alle historische boeken die er al zijn verschenen over de geweldsdelicten van het Nederlandse leger in Indonesië volgde hierop nooit een geschiedkundig onderzoek vanuit de regering. Tot vorige week, toen het kabinet besloot tot opzet van een breed en diepgaand onderzoek naar het structurele geweld van Nederlandse militairen tijdens Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Een omslag vergeleken met de eerdere houding waarin de Nederlandse regering volhield dat er slechts incidentele ‘excessen’ hadden plaatsgevonden en dat van structureel geweld geen sprake was.  

Aanleiding voor het besluit is de recente studie van historicus Rémy Limpach. In zijn proefschrift, dat in september werd gepubliceerd, concludeert Limpach dat Nederlandse militairen structureel extreem geweld gebruikten tegen Indonesiërs en dat dit zat ingebed in de militaire structuur.

Tijd dringt

Het aangekondigde onderzoek zal worden uitgevoerd door drie grote instituten en zal naar verwachting jaren gaan duren. Zegveld vertelde aan NOS dat ze het bijzonder vind dat de regering deze stap eindelijk zet, eerder leek zoiets ondenkbaar. Maar de advocaat heeft er ook kritiek op dat ondanks al het archiefonderzoek wat al is gedaan door historici er nu weer een jarenlang onderzoek wordt ingesteld.

Dat terwijl de tijd dringt voor de laatst overgebleven overlevenden: “Ik heb toch het idee dat met zes jaar opnieuw onderzoek ook een beetje wordt geprobeerd om te komen op een punt dat er echt niemand meer leeft. Zodat er ook niemand meer echt een eigen belang heeft bij wat er is gebeurd. Maar dat het puur een historisch onderzoek wordt.”