De dominantie van de mens op aarde is grenzeloos, maar laat ik dicht bij huis beginnen. Als je in een Nederlands bos in een drol stapt die niet van een hond is, heb je strontgeluk. Het wilde dier dat er blijkbaar nog ongestoord kan poepen trouwens nog meer.

Het succes van de menselijke soort is gebaseerd op een combinatie van agressie en vindingrijkheid, niet op wijsheid. Want diep besef van de samenhang en de grenzeloze wonderen der natuur, waarvan ook wij deel uitmaken, zou volgens mij vanzelfsprekend leiden tot een ons aangeboren compassie met andere levensvormen. En dan bedoel ik geen troeteldieren, zoals panda’s, hondjes en kistkalveren.

De mens is een aap met de grenzeloze wil en het dito talent om de omgeving te vormen naar eigen inzicht en aan dat laatste schort het nodige. Dat homo sapiens ooit in kleine groepjes en volkomen onschadelijk in het wild leefde, is moeilijk voor te stellen.

Homo Faber wordt niet gedreven door ideálen, zoals we onszelf graag wijsmaken, maar door complex instinct waarvan technologische intelligentie door duizenden jaren evolutie deel is geworden. Dat we onze zogenaamde vooruitgang niet stoppen bij zoveel schade aan de natuur, is bewijs dat we leven op onbewuste drijfveren. In het wild heerst vaak schaarste aan voedsel. Ook voor onze verre voorouders. Daarom schreeuwt onze innerlijke aap om méér. Overlevingsdrift geeft ons bovendien de illusie dat wij het belangrijkste wezen op aarde zijn. Gekoppeld aan technologisch vernuft heeft dit alles geleid tot een mensenmassa die alleen al door te bestaan een milieuramp veroorzaakt.

Levensvormen die ons in de weg staan, hebben pech. Hun neergang begon al met de uitvinding van veeteelt en later landbouw, rond 13.000 jaar geleden. Archeologen menen dat jagers-verzamelaars echter al veel eerder bossen afbrandden om graasplekken te creëren voor het wild waarop ze jaagden. Het begin van de grote ontbossing en de Holocaust die men aanricht in de natuur. De mens heeft alleen oog voor natuur als het een last of een kans is. In het rijke Europa hadden we onze levensstijl toch kunnen omgooien? We hadden generaties lang op groene partijen kunnen stemmen. Maar nee, we hebben het te druk met consumeren. We lezen de krant, klagen over het milieu en stappen in het vliegtuig om het te ontvluchten op een eveneens vervuild tropisch eiland.

Een dier moet zich in overvloedige maanden volproppen om magere tijden te overleven. Meer willen is dan geen zonde, maar bittere noodzaak. Alle welvaart ten spijt zijn we weinig veranderd sinds de oertijd. We blijven hiërarchische groepsdieren. Een leider heeft van oudsher de beste kans op overleven en voortplanten. Dat werkt meestal niet met liefde en afspraken, maar met manipulatie en autoriteit. De leider krijgt het beste in ruil voor leiding, de groep verdeelt de rest. De mens is nu leider op aarde. Positivo’s roepen dat beter gaat dan ooit. Veel andere levensvormen staan echter op uitsterven. Toch consuminderen we niet. Het zit eenvoudig niet in onze genen. Als 80% van de insecten verdwijnen, zeggen we doodleuk: “ Wir haben es nicht gewusst.”

Toch gaat dit me erg aan het hart. De mensheid bestaat blijkbaar niet alleen uit leiders en volgelingen. Er zijn ook randfiguren, waaronder individuen die opmerkzamer en gevoeliger

zijn dan gemiddeld. Die trekken al decennia aan de alarmbel over de ravage die de mens aanricht. De kudde graast echter rustig verder. Misschien tot het laatste grassprietje...

We redden het wel zonder natuur, denken we stiekem. Zo’n vaart zal het niet lopen, maken we onszelf al millennia wijs. Want we willen de nieuwste mobiel om daarmee nóg meer te googelen hoe slecht het gaat met het ‘milieu’. Dit woord is namelijk uitgevonden om de natuur te kunnen beschouwen als iets dat zich buiten onze poorten afspeelt. Dat we kunnen negeren.

Toch denk ik dat het goed komt, maar niet zolang de wereldbevolking explosief blijft groeien. Die nieuwe mensen moeten immers ook eten, wonen en werken. En op vliegvakantie. Ik hoop dat mensen op tijd veranderen, maar denk dat er velen zullen bezwijken in de woestenij die we als een verstikkende deken over de aarde uitspreiden. Dat onze soort bijna zal uitsterven en dan wakker zal worden. Zoals ooit de Indianen en de Australische Aboriginals, wier voorouders verscheidene soorten wild hadden uitgeroeid en uit pure noodzaak weer in harmonie met de natuur leerden leven. Dan zal de mens zijn plaats weer kennen. Dan zal het leven op aarde weer een tijd floreren. Dat is mijn droom van de toekomst. Op de rand van de afgrond.