Monoloog van circa 750 woorden met als personage een wat oudere, nerveuze man die koste wat het kost zijn zin wil hebben. Gaat het lukken?

OUDERE, OPGEWONDEN MAN BELT ZIJN VRIEND.
DIE LUISTERT MAAR IN HET GEHEEL NIET REAGEERT.

OUDERWETSE TELEFOON GAAT OVER.
RING… RING… RING…
DE TELEFOON WORDT OPGENOMEN.

Halloo...
Je bent thuis want je neemt op.
Het nieuwe jaar kan niet beginnen als je dat maar weet vriend.
Er moet een hond komen.
Eentje uit het Amsterdamse asyl want de liefste mensen zijn honden.
Staart kan me niet schelen. Krul naar beneden hangend is ook goed.
Zwart-wit.
En ze moeten Coco heten.

DE MAN WORDT TIJDENS ZIJN MONOLOOG STEEDS NERVEUZER EN RAAKT OPGEWONDEN.
ARTICULEERT PRIMA.

Waarom zeg je nou niks?
Je staat natuurlijk oliebollen en appelflappen te bakken.
Je komt me halen want jij wilt toch ook dat het nieuwe jaar begint?? Wie zwijgt stemt toe en de hond maakt me rustig.
Momenteel ben ik tijdelijk een zenuwlijder met een lange ij.

DE OPGEBELDE MAN GAAT HEEN EN WEER LOPEN,
BLIJFT ZWIJGEN.

Waarom ga je nou heen en weer lopen als ik met je praat?
Luister.
Je komt me halen en wel ogenblikkelijk.
Jij wilt toch ook dat het nieuwe jaar begint?
Ik heb een hond nodig.
Geen Haagse hond, dat zijn kapsoneslijers,
nee... een Amsterdamse hond.
Ik heb het gecontroleerd, het asyl daar is vanmiddag tot vier uur open.
Niet ophangen zeg ik. Níét.

PLOTSELING, TERWIJL DE OPBELLER MAAR DOOR DRAMT BEGINT DE ANDER TE TYPEN OP EEN OUDERWETSE SCHRIJFMACHINE.

Wat hoor ik nou?
Ben je weer aan het typen???
Terwijl ik een SOS uitzend gaat meneer gewoon typen.
Ben je m'n vriend of ben je m’n vriend?
Dit is een noodgeval.
Anders bel ik 112.
Níét meer typen.

DE MAN TYPT NOG EVEN VROLIJK VERDER.

Ik hoor een punt.
Dan is het goed. Luister.
Je komt me nu halen en dan rijden we linia recta, zeg ik het goed,
naar het asyl.
Zwart-wit met een krulstaart.
Wit zwart kan ook.

En vergeet niet wat ik allemaal in huis heb gehaald.
Gebraadsel… drie soorten hondenvoedsel…
Een halsband met namaak-diamantjes en ook een muilkorf als mijn schat kinderen bijt.
En jij maakt foto’s als we het asyl uitkomen.
Kan ik op je rekenen, te ja dus.

Annet zou komen.
Fijn!!
Was blij als een kind.
Van alles gekocht want het blijft toch je oogappel.
Ik krijg nog veel geld van d’r dat ze niet gaat terug betalen.
Belt ze.
Pap, d'r is wat tussen gekomen.
Ik heb een hele fijne man uit Albanië leren kennen.
Hij zit in de ambulante handel.
Ik vraag nog naïef: waar heb je die man ontmoet?
Helemaal fout.
Computerwerk.
Ze had weer gesnuffeld op Internet. Date.
Staat ze bijna nakend in de etalage want dat is de computer natuurlijk: een etalage.
Zo begint het.
Zij weer: je vindt het toch niet erg dat ik niet kan komen, pappa?
Zo noemt ze me alleen als ze niet komt: pappa.

Ben je er nog vriend?
Van mij mag het licht uit hoor.
Die Albanees spreekt zes woorden Nederlands.
Tel uit je winst.
Ja, dat kind van me is 27 jaar dan moet je zo langzamerhand
toch wel een beetje mensenkennis hebben?
Niet dus.

Ze blijft mijn liefdeskind tot in de eeuwigheid, amen.
Maar het zou zo maar kunnen dat ze uitgekookt is.
Ik zelf heb dat niet onder de knie, uitgekookt zijn.
En er is geen hond in de wereld die dat wel is.
Dat spreekt toch boekdelen, vriend?
Ik hoop toch zo dat het goed gaat met je hart dat aan het hollen was.
Vertrouw de dokters niet, beveel ik aan.
Die hebben allemaal hun eigen agenda.
Je bent nog steeds aan de lijn, godzijgedankt.
We hebben een fijn gesprek vind ik.
Echt.

Waarom zeg je nou niks?
Leef je niet een beetje mee met deze?
Dus Annet kan ik vergeten.
Zoiets zou mijn hond nooit doen.
Je vader op de laatste dag van het jaar gewoon laten stikken.

De andere Coco is nu twee jaar dood, ik mis hem elke dag.
Jij begrijpt me, al zeg je geen stom woord.
Kom vriend, kom.
Wees goed voor de medemens zei vader altijd.

Hou er goed rekening mee: alles wordt afgelast zo lang ik geen Amsterdamse hond heb.
Vuurwerk… elkaar treiteren… polonaise lopen, als zombies hiphoppen: het wordt allemaal afgelast.
Durf te bekennen dat je met me meeleeft vriend…

Ik ben een fijn baasje en heb dringend gezelschap nodig.
Vriend: je springt NU in je auto en scheurt naar Den Haag
en haalt me op.
Hup, dan naar Amsterdam.
Niet door tunnels, dat mag niet van mijn psychiater.
M'n lieve hond wacht al te lang.
En dan maak ik een feestje.
Ik trakteer op gebraadsel en voor jou een spiegelei
en gevulde koek.
Heb de halsband in m'n hand en loop alvast naar buiten.
Tot zo want je komt núúúúú...

TEGELIJKERTIJD GAAT DE TELEFOON IN GESPREK.