Als bijna zeventig jarige zou ik toch moeten kunnen gaan genieten van de oude dag en niet de strijd aan moeten gaan met de overheid? Waarom doe ik dat dan toch?

Omdat ik ze niet kan laten verrekken: mijn oude gehandicapte vriend, mijn dochter  en mijn nicht. Door ouderdom en ziekte zijn ze alle drie aangewezen op hulp.  Maar dat ik alles moet oplossen als mantelzorger valt mij zwaar. De hele papiermolen vraagt van mij een dagtaak en de zorgverlening staat daardoor op een laag pitje.

Mijn inzet om mijn oude gehandicapte vriend te helpen is gevangen in regelgeving. De politiek heeft met het ene wetje het andere in leven geroepen. Indicaties voor alle vormen van hulpverlening is een oerwoud geworden. Het is een chaos, waarin ik als mantelzorger door een tsunami aan instanties wordt overspoeld. Hij woont tien kilometer verderop en elke keer zijn er weer nieuwe brieven en beschikkingen, die ik moet lezen en beantwoorden.

Natuurlijk mantelzorg ik met liefde. Ik ben echter te oud voor die flauwekul. Ik heb het door. Het is een  wurgcontract.  De kloof tussen politiek en het volk wordt alleen maar groter. Het is niet mijn onwil om als mantelzorger hier en daar mijn steentje bij te dragen.

Nadat mijn dochter vorig jaar ziek werd, ging ik uiteraard elke dag naar het ziekenhuis, bijna veertig  kilometer verderop en zorgde ik de vijf maanden voor haar kinderen en het huishouden.  De druk werd verlaagd doordat ook haar bejaarde en gepensioneerde  schoonmoeder daar de handen uit de mouwen stak.  Eens in de week help ik mijn dochter nog een beetje, want helemaal is zij nog niet weer hersteld van alle chemo’s en bestralingen, maar zij is genezen verklaard van haar acute leukemie. Ik  ben trots op de manier hoe zij omgaat met de gevolgen en ga graag met haar voor de controles mee naar het ziekenhuis. Dat is nu bijna een jaar aan de gang.

 Maar daarnaast kwam ik er achter, dat de gezinsverzorgster is wegbezuinigd. Mijn nicht ligt nu zeven maanden op bed en ik ben als mantelzorger ingezet om de kinderen af en toe van school te halen of om ze er naar toe te brengen. Ik woon echter niet direct in de buurt en tuf daarvoor in mijn autootje naar het naastgelegen dorp. Mijn nicht ligt elke dag op bed, omdat in haar rug een zenuw is beschadigd na een aantal operaties aan hernia’s. Samen met haar schoonmoeder vang ik de kinderen overdag op. Wij zijn de gepensioneerde mantelzorgers. Ik merk aan mezelf, dat het te lang gaat duren. Alom hoor ik, ook op het nieuws, dat er steeds meer mantelzorgers zijn met een burn-out. Om dat te voorkomen heb ik mij eens gestort op de nieuwe uitdaging om meer hulp te mobiliseren bij de overheid. Ik vind het niet prettig om ’s avonds op de bank steeds in slaap te zakken, zodra ik wat ontspanning zoek. Ik wil ook voorkomen, dat ik het niet kan volhouden om er te zijn voor mijn vriend, mijn dochter en mijn nicht. Mensen zeggen wel eens, dat ik het aantrek. Dat het niet mijn verantwoording is om in hun vraag naar hulp te voorzien. Ik denk daar toch iets anders over. Ik wil niet dat zij omkomen in het proces, waarin zij terecht kwamen door ziekte en ouderdom. Daar hebben zij niet om gevraagd. Natuurlijk zouden de kinderen naar de betaalde overblijf kunnen of terecht kunnen bij de betaalde naschoolse opvang, maar zij zijn geen pionnen op een schaakbord. Bovendien moeten zij ook daar naartoe gebracht worden. Zij hebben gevoelens en willen ook tijd thuis doorbrengen, maar zonder toezicht is dat niet mogelijk. Ik vind, dat je de kinderen niet kunt straffen om nog meer tijd door te brengen met kinderen en juffen, waar ze niet zelf voor hebben gekozen en niet kunnen omgaan met hun eigen vriendjes.  Dus schreef ik een brief aan de minister over het wegbezuinigen van de gezinsverzorgster. Hij kan de kloof dichten, zei hij. Ik kreeg van hem het wetsartikel dat is opgenomen in de jeugdwet en ik kon daarmee terecht bij een cliëntondersteuner van de WMO. Weer moest ik actie ondernemen. De kennismaking met deze ondersteuner heb ik inmiddels gehad. Zij kwam met de oplossing om de kinderen in de naschoolse opvang te brengen. Ik ben weer terug bij af. Maar de minister heeft mij uitgenodigd om vooral weer contact op te nemen als ik mocht vastlopen. Ik ga de kloof dichten tussen de overheid en mij.