Ik zakte neer op een bank in de trein en zuchtte. Ik staarde afwezig naar de neerglijdende regendruppels op het raam. Vandaag hadden we Anna naar haar graf moeten brengen.

We hadden met zijn allen het bedrijf opgebouwd. Wanklanken waren er nauwelijks. We accepteerden elkaars fouten en tekortkomingen. Steeds was er weer iets nieuws zodat we ons de tijd niet gunden het oude te evalueren. Voort moesten we!

Onze kameraadschappelijke omgang ging nu ook weer niet zo ver dat we bij elkaar over de vloer kwamen. Verder dan een vluchtig bezoek om iets af te geven of mede te delen kwamen we niet. Behalve Jolanda en Barbara. We wisten dat die elkaar regelmatig op verjaardagsfeestjes tegenkwamen.

Ik nam zondermeer aan dat er bij die gelegenheden ook over het werk gesproken werd of, zoals sommigen van ons wel eens opmerkten, over óns.

In het begin viel het mij niet zo op maar later zag ik dat Jolanda en Barbara in de koffiepauzes altijd op hun vaste plekje naast elkaar zaten. Nu smoesden ze niet openlijk met elkaar maar ik zag wel dat ze veelbetekenende blikken met elkaar wisselden als een van ons aan het woord was.

Vaak gingen we op vrijdag na het werk naar het café naast ons kantoor. Meestal werd dan de afgelopen week op een luchtige manier geëvalueerd. Jolanda ging nooit mee. Ik vermoedde dat ze vond dat ze er als afdelingshoofd beter aan deed enige afstand te bewaren. Barbara was er ook nooit bij omdat ze op vrijdag altijd vrij was.

Toen Anna bij ons kwam werken werd ze door Jolanda aan iedereen voorgesteld. Toen ik haar hand schudde keek ze me nieuwsgierig aan. Wat ben jij er voor een zag ik ze denken. Anna bleek een vrolijk iemand te zijn. Vaak schalde tijdens de koffiepauze haar lach door de kantine terwijl haar zwarte haar om haar hoofd zwiepte. Ze bleek ook niet te beroerd een collega met een werkje te helpen.

Ik merkte wel dat het tussen Jolanda en Anna niet boterde. De uitbundigheid van Anna veroorzaakte regelmatig een zuur lachje op de lippen van Jolanda.  Hun onderlinge communicatie kreeg zelfs een wat bitse ondertoon toen Anna een idee had geopperd een verbetering in een werkzaamheid aan te brengen en later bleek dat Jolanda dat idee als dat van haarzelf had gepresenteerd. Maakte een van ons daar een opmerking over dan verdedigde Barbara Jolanda altijd hartstochtelijk.

Jolanda reageerde woedend toen Anna een verkeerde datum in de computer had ingevoerd. Anna werd uitgefoeterd waar een deel van het personeel bij was. Met een asgrauw gezicht en tot wit gebalde vuisten was Anna naar een andere kamer gestampt. Ook Jolanda verdween, luid snuivend.

Later vertelde een collega mij dat Barbara een keer diezelfde fout had gemaakt en dat Jolanda daar toen uiterst begripvol op had gereageerd. Vanaf toen vielen er in de koffiepauzes ongemakkelijke stiltes. Ook het vrijdagse bezoek aan het café behoorde ineens tot het verleden.

Anna vertelde het me plompverloren. Ze had kanker en het zag er niet zo best uit. Ik was zo geschrokken dat ik niet eens een arm om haar schouders sloeg.

Een week later bleef Anna thuis. We bezochten haar zo veel mogelijk waarbij soms haar schaterlach weer schalde. Jolanda en Barbara waren bij haar niet welkom. Dat liet ze niet na ons bij elk bezoek te zeggen. Jolanda zweeg verbeten als iemand in de koffiepauze vertelde dat hij bij Anna was geweest.

Op een grauwe ochtend hoorden we het. Anna was die nacht overleden. We gingen bij elkaar in de kantine zitten en zwegen. Alleen Jolanda zei iets. Denken jullie soms dat ik er niet mee zit? Ons zwijgen werd nog dieper.

De algemeen directeur had het haar verboden. Jolanda mocht niet spreken op de begrafenis van Anna. Met duidelijk ingehouden ergernis hoorde ze de directeur vervolgens aan mij vragen of ik iets wilde zeggen.

Voor ik mijn toespraak begon keek ik de zaal in. Jolanda en Barbara zaten links, de rest van het personeel rechts. Het gangpad lag daar als een diepe kloof tussenin.