Mijn ex-buurman woonde in een grote glazen loft, al noemde hij het zelf liever een penthouse.

Onze woningen werden van elkaar gescheiden door een kloof, een mossige tuin met een stokoude bruine beuk die mijn benedenetage gedeeltelijk aan zijn zicht onttrok, maar hij kon nog altijd letterlijk op mij neerkijken. Het liefst van al wilde hij een schijnwerper op de machtige kruin van de boom richten, en de teleurstelling, nee, de diepe krenking was van zijn gezicht te lezen toen ik dat voorzichtig weigerde met het argument dat de wortels zouden worden beschadigd als hij een sleuf liet graven om een kabel te leggen. Tijdens de burenvergadering had het gekke Duitse vrouwtje van de overkant met trillende stem ‘You vill kill ze tree’ geroepen, terwijl ze aan haar zelfgebreide sjaal zat te frunniken met dezelfde vingers waarmee ze de zwammen die na de droge, hete zomer aan de voet van de boom waren verschenen te lijf was gegaan. Op weg naar huis van de biowinkel  met een nieuwe voorraad kruidenthee bleef die Baumfrau vaak even staan om de beuk te omhelzen en lieve woordjes toe te fluisteren.

Met aan zelfverloochening grenzende welwillendheid had mijn buurman zich neergelegd bij de bezwaren, maar niet na zijn buren er op vaderlijke toon aan te herinneren dat de rechter zijn onvervreemdbare eigendomsrecht ongetwijfeld zou laten gelden als hij daar werkelijk op aandrong.

‘Wat heb je nou eigenlijk ’s nachts aan een boom als je hem toch niet kunt zien?’

Ik wist wat hij daarmee bedoelde. De steevast platinablonde dames die hij veroverde, leidde hij ’s avonds graag naar het balkon, waar hij een champagnekurk liet knallen die met een sinuslijn door het luchtruim zeilde en onhoorbaar op het mos viel. Dat effect had hij natuurlijk kracht kunnen bijzetten door met een druk op de afstandbediening in zijn zak de kruin van de beuk in feeëriek halogeenlicht te laten baden. Nog beter was het als hij middels kunstig gecamoufleerde luidsprekers met subwoofers zo groot als de velgen van zijn BMW Wagners Walkürenritt door de tuin kon laten knallen, terwijl overvliegende gevechtshelikopters de einder sfeervol zouden laten oplichten met een streepje napalm. Wat moet een steenrijke projectontwikkelaar anders met zijn geld?

Op de dagen dat hij alleen in zijn glaspaleis zat, projecteerde mijn buurman graag films op de crèmewitte muur van zijn loft. Soms sloop er opeens een pikzwarte panter door het beeld als zijn langharige Perzische kat voorbij de lens van de beamer liep, maar zijn huisdier was eigenlijk ook crèmewit. Of hij een kat had gekocht die in zijn interieur paste, of zijn muren in dezelfde kleur als het beest had laten schilderen, is zo’n kip-of-eikwestie waar hij waarschijnlijk zelf het antwoord niet op kende.

Op een keer was hij blijkbaar vergeten dat de hele buurt kon meekijken naar zijn privévoorstellingen. Toen ik thuiskwam van mijn werk, stond de boomvrouw op de stoep naar zijn loft te wijzen. ‘Schamloses Schwein,’ hoorde ik haar zeggen. Ik weet niet of ze in zichzelf praatte of in gesprek met de boom was, maar de bruine beuk bleef er onbewogen bij terwijl gigantische tieten over de muren van mijn buurman stuiterden en overmaatse geslachtsorganen als buitenaardse weekdieren in en uit elkaar schoven. Een moeder liep haastig voorbij terwijl ze haar giechelende tienerdochters toesnauwde dat ze vooral niet mochten opkijken. Ook de Roemeens-orthodoxe gelovigen die net uit de avondmis van hun nabijgelegen kerkje kwamen, liepen veel misbaar te maken in hun glitterpakken en -jurken. Het klatergoud aan hun halzen en polsen rinkelde van verontwaardiging.

Niet veel later kwam de politie bij de buurman aanbellen. Na het voorval zag ik hem wekenlang niet. Op een dag stond er een verhuiswagen voor zijn deur. Terwijl drie opgeschoten jongens kartonnen dozen en designmeubels op de verhuislift laadden, kwam hij naar buiten met een reismand waarin zijn Perzische kat klaaglijk zat te janken, zette die in zijn auto en scheurde beschaamd weg.

De grote glazen loft staat inmiddels al maanden leeg, zelfs nadat de vraagprijs tot drie keer toe werd verlaagd. Iedereen in de ruime omgeving weet dat het pand onherstelbaar is bezoedeld. ’s Nachts is het een doorzichtig spookhuis waar het maanlicht ongehinderd doorheen schijnt, overdag een macabere doorzonwoning. Het boomvrouwtje, die Baumfrau, komt nog altijd regelmatig langs om de getraumatiseerde bruine beuk over zijn trauma te helpen, maar ik vermoed dat het hem allemaal worst zal wezen, zolang ze maar van zijn wortels en takken blijven.