Zelfs aan mijn schrijftafel kan ze me niet met rust laten. Daarstraks weer: Willie Koffie, willie soep, …

mijn naam is Hans, niet Willie, maar Tsjoe de concierge van ons gebouw spreekt een beetje raar. Keer op keer vraag ik haar me niet te storen tijdens het werk, maar het helpt geen zier. Misschien is het in haar cultuur de gewoonte om eenzame mannen te verwennen met koffie en gebak, misschien is ze gewoon blij met mijn aanwezigheid en is het een vorm van genegenheid, wie zal het zeggen.

Toch is Tsjoe niet eenzaam, dat wil zeggen: ze is niet alleen. Ze heeft een hondje. Dat dribbelt regelmatig naar boven en staat dan aan mijn deur te krabben tot ik het binnenlaat. Ik noem het Lai, klinkt goed vind ik zelf, Tsjoe en Lai, maar zij vindt het niet grappig: het beest heet Xaxa. Ik heb er geen flauw benul van wat dat betekent maar Ik krijg het niet over mijn lippen: Xaxa!

Tsjoe heeft Xaxa hier gekocht, het beestje spreekt zeker geen chinees en ik wil het dus niet op gedachten brengen. Voor je het weet is zijn roepnaam een uitnodiging om dat te doen wat hondjes niet mogen doen op het tapijt van de buurman. Voor mij blijft het Lai —.

Tsjoe was vorige week jarig en ik had besloten een cadeautje voor haar te kopen. Iets waarmee ik haar plezier zou doen en tegelijk toch een verrassing. Dat was een moeilijke opgave, zo goed ken ik haar immers niet. Ik probeerde haar te polsen maar ze ontweek mijn vragen. Te persoonlijke vragen worden al gauw gênant en dat wil je niet als fatsoenlijke buurman. Zeker niet bij Tsjoe, bij haar let ik extra op. Hoe weinig ze zich ook aantrekt van de privacy van andere mensen, op de hare is ze gesteld. Ze doet zaakjes, mijn zaakjes Hans, details geeft ze niet. Ze zit er warmpjes bij, dat merk je aan haar kleding en haar armbanden. Niet dat ik haar ooit betrapt heb, oh nee! Maar ik durf er niet op zweren dat alles wat ze doet koosjer is. Hoewel ze piepklein woont zou het me niet verbazen dat ze stiekem voor de Chinese maffia werkt. Zo fantaseer ik soms dat ze valse eurobiljetten stockeert, of dat ze ‘s nachts een paar opiumschuivers onder haar keukentafel heeft liggen. Ik durf in elk geval niet zomaar bij haar binnenlopen, wat ze nochtans wel bij mij doet. Maar maffia of niet, Tsjoe is van goudwaarde. Ze geeft mijn planten water als ik in het buitenland ben, ze stofzuigt mijn appartement, deed ooit mijn was toen mijn machine stuk was. Kortom wie heeft een poetsvrouw nodig met een onderbuur als Tsjoe. Een mooi verjaardagscadeau was wel het minste wat ik kon doen.

Het werd gauw duidelijk dat ze geen groot cadeau van mij wilde. Ze wimpelde het af. Vriendschap zei ze, fliendship Hans, met dat aandoenlijk accent van haar.

Friendship is een gevaarlijk domein dat in een mandarijns-engels-nederlandse kettingvertaling wel eens voor misverstanden kan zorgen. Hoewel Tsjoe niet onaantrekkelijk is, was ik sinds mijn vriendin haar Hans-zonder-Glans had laten stikken niet in de stemming voor fliendship. Nee, een cadeau geven was veiliger, het beste wat ik kon doen, en als het niet groot mocht zijn, dan toch - als geste - iets kleins? En tja, waar denkt een man dan aan? Toch een man als ik, als hij een onschuldig conservatief cadeautje moet bedenken voor een vreemde vrouw — Iets voor de keuken! Dat vroeg ik haar dus vorige week. Het klinkt me vandaag nog duffer en meer seksistisch dan vorige week. Ach, of ze niks nodig had voor de keuken? Dat vroeg ik dus: een broodrooster, een nieuwe snijplank, een fluitketel misschien?

Ik weet dat ze geen snelkoker gebruikt omdat ik het typisch fluitgeluidje soms kan horen. Eenmaal zelfs tot boven toen de deur open stond en ze met mij aan het praten was: O ik weg Hans, floot! koffie floot!

Eindelijk kwam de oplossing. Waarom geen speelgoedje voor XaXa? Ja Hans, hondje spelen veel, en met een ontwapenende glimlach voegde ze eraan toe: Ja Hans, vool Xaxa, koop een kloof!