Vanavond kwam ik van de haven thuis en plofte meteen in mijn fauteuil. En dat is geen gewoonte van mij.

Meestal pak ik een biertje, klok het naar binnen en begin aan mijn nachtelijke werkuren. Computer, hé. Maar vandaag was anders dan een gewone dag. Ik werd getergd door pijn in mijn hiel. Zeurende pijn. En als ik zeg zeurende pijn, bedoel ik ECHT zeurende pijn! Ik ben geen kleinzerig man, moet je weten. De honderden tattoos her en der op mijn lijf, ook op mijn kale knikker achteraan, zijn daarvan een mooie getuigenis.

Weet je, ik hoorde ooit een knulletje kermen – erger nog – ik zag hem samen met zijn machogedrag verschrompelen en huilen zodra de naald zijn hoofdhuid binnendrong. Maar zoals ik al zei, dat geldt niet voor mij. Ik kan tegen een stootje.

Dus ik zat in de fauteuil, gespte mijn werkschoen los, trok voorzichtig mijn sok uit en inspecteerde mijn hiel. Daar staarde de boosdoener mij uitdagend aan. Een kanjer van een kloof! Een gapende gleuf! Bijna zo breed als de mond van Natascha, dat kleffe wijf dat me regelmatig lastigvalt met de vraag of ik geen beurt nodig heb… Het enige verschil met haar mond was dat de opening op mijn hiel verticaal stond. En diep was. Misschien is Natascha’s mond ook diep. Ik weet het niet. Ik kan me hierover niet uitspreken want ik ben nog nooit op haar voorstel ingegaan. Moet ik misschien wel eens doen…

Ik duwde met mijn duim op de ruwe huid langs de kloof en onmiddellijk werd een hap lucht mijn mondholte binnen gekatapulteerd. Dat deed pijn! Verdomd veel pijn. Toch waagde ik een tweede poging en wederom siste de lucht tussen mijn tanden. Ik vloekte.

G*dverdomme! Getverdemiljaar!

Ik vloekte zo hard dat grootmoe – en dat mens is potdoof – uit haar slaapkamer kwam en vroeg of er iets loos was. Ik gebaarde dat ze terug haar nest in mocht kruipen, zei dat ik een hielkloof wel zou overleven. Beter had ik mijn mond gehouden. Grootmoe was alerter dan ooit, alsof mijn gevloek grote schoonmaak in haar gehoorbuizen gehouden had. Met haar slaapkleed tot op de grond, schuifelde ze dichterbij, boog licht voorover en inspecteerde met lodderig oog mijn hiel.

“Mijn jongen, toch,” mompelde ze. Nog voor ik kon reageren, greep ze mijn enkel vast en kraste met haar wijsvingernagel langs de verharde huid van de open spleet.

Ik trok mijn voet uit haar gerimpelde hand en ketterde luid. De decibels knalden tegen de muren. Onzichtbaar natuurlijk.

G*dverdomme! Stom wijf! Blijf eraf!

De buren dachten wellicht dat er iemand gemold werd. Het kon me niet schelen. En eerlijk gezegd, een ogenblik schoot die moordgedachte ook door mijn hoofd, als ze haar tengels niet van mijn voet zou houden.

“Ik wou je geen pijn doen, jongen.”

Ja…ja, dat wist ik wel. Grootmoe is de kwaadste niet. Ze wilde mij helpen en handelde volgens eigen kunnen en weten. Dat ze veel denkt te weten, daar was ik me nooit eerder van bewust. Tot deze avond. Grootmoe somde alle middeltjes op om me van deze enorme kloof af te helpen.

“Je moet die lelijkerd inwrijven met wat oorsmeer, een pleistertje ertegen en klaar. Een dagje erop laten zitten en dan is die barst zo verdwenen. Of gebruik wat vaseline… Of… Je kan er ook een dikke plak maïzena opsmeren en… Tja, ik weet niet of we die in huis hebben… Mocht dat niet zo zijn, dan probeer je maar met ochtendurine…”

Grootmoe zweeg niet. Zij werd gek nu ze vermoedelijk haar eigen stem terug kon horen. Ik werd ook gek. Van haar vergezochte oplossingen. Oorsmeer, tot daar aan toe. Maar warme pis op mijn hiel aanbrengen? Wat dacht dat mens wel? Aanzag ze me voor een idioot? Nog één zo’n stom voorstel en ik zou mijn moordgedachte ten uitvoer brengen. Ik ben niet van een kleintje vervaard, dat weet je al.

“Grootmoe! Verdomme! Allemaal onzin! Stop ermee! Kruip terug je bed in en laat mij met rust! Hoor je me? Kruip terug je bed in! ”

Ik schreeuwde. Hard. En terwijl ik schreeuwde, merkte ik hoe ze ineen kromp. Hoe klein ze werd. Toch hield ik niet op… Gekwetst sloop ze van me weg, richting slaapkamer.  

Morgen ga ik naar de drogist… Ochtendurine!? Merde!

Ik stond op, hinkte naar de badkamer. Daar bekeek ik mezelf in de spiegel. Ik schudde mijn kop.  Neen, het was echt geen gewone dag geweest.

De kloof was net weer iets groter…