Tegenlicht

Onvoltooid verleden tijd - 11 maart in Spanje

De verkiezingsstrijd in Spanje is in volle gang, als op 11 maart 2004 tijdens de ochtendspits elf rugzakbommen ontploffen in volgepakte treinen tussen de voorstad Alcala de Henares en Atocha in Madrid.

Premier Aznar wijst onmiddellijk met een beschuldigende vinger naar de ETA. Maar twee dagen later wordt een groepje Marokkanen opgepakt. Ze worden beschuldigd van betrokkenheid bij de aanslagen, die een wraakactie zouden zijn voor de aanwezigheid van Spaanse troepen in Irak.

In heel Spanje gaan miljoenen mensen de straat op om tekst en uitleg van Aznar te eisen. De socialistische oppositiepartij PSOE spint garen bij het oproer: met de belofte dat ze de troepen uit Irak zal terugtrekken, wint de PSOE de verkiezingen van 14 maart. Luis Rodriguez Zapatero wordt de nieuwe premier van Spanje.

Nu, drie jaar later, blijkt dat de aanslagen en de politiek van de socialistische regering de oude wonden van het onverwerkte Franco-verleden in Spanje hebben blootgelegd. De afspraak om na de dood van Franco niet meer over het verleden te praten wreekt zich en uit zich in een sterk gepolariseerde samenleving vol maatschappelijke verwarring en duistere beschuldigingen. De rechtse pers suggereert op alle mogelijke manieren dat de socialistische regeringspartij direct en indirect betrokken is geweest bij de aanslagen.

Dergelijke beschuldigingen vergiftigen al drie jaar lang het politieke debat. Het is een politieke strijd vol ' conspiranoia' die zich afspeelt over de ruggen van de slachtoffers. Langzamerhand raakt alles in de samenleving volstrekt gepolitiseerd.

In Tegenlicht een portret van een verscheurd land, aan de hand van gesprekken met onder meer slachtoffers en politici.