Hoe ongelijk is de wereld eigenlijk? En hoe komt dat? We tonen ongelijkheid in drie grafieken uit de recente werken van drie Franse top-economen.

Dat de wereld steeds ongelijker wordt, weten we onder andere dankzij econoom Thomas Piketty, sinds 2014. Ook de afgelopen jaren is die ongelijkheid alleen maar toegenomen.

Toch is het goed om de kennis over ongelijkheid af en toe op te frissen, en te zien hoe die precies in elkaar zit. Daarom: ongelijkheid gevat in drie grafieken, afkomstig uit de nieuwe boeken van Thomas Piketty, Gabriel Zucman en Emmanuel Saez.

1. ongelijk vanaf je geboorte

hoe rijker, hoe beter je opleiding

Kun je als kind van een dubbeltje een kwartje worden? Dat is niet erg waarschijnlijk, als we kijken naar bovenstaande grafiek. Piketty combineerde – samen met onderzoekers Emmanuel Saez en Raj Chetty – data over Amerikaanse studenten met de belastingaangiften van hun ouders. Daaruit blijkt dat de kans om te kunnen studeren precies met de hoogte van het inkomen van je ouders samenvalt. 

Zijn je ouders arm, dan heb je slechts 25 procent kans om te kunnen studeren. Zijn je ouders rijk, dan ga je 95 procent zeker naar de universiteit. Verschillen tussen het soort universiteit (Harvard of community college) zijn dan nog niet eens meegenomen.

Misschien denk je: de Verenigde Staten zijn een extreem geval. Maar ook in Europa geldt een soortgelijke relatie tussen inkomen en onderwijskansen.

Kijk eens naar de grafiek hiernaast, over het onderwijssysteem in Frankrijk. De armsten ontvangen het minste onderwijsgeld dat de overheid uitdeelt: zo'n 70.000 euro. Terwijl de rijksten ook het meeste geld ontvangen, zo'n 250.000 euro. 'Gelijke kansen voor iedereen': we prediken het vaak genoeg, de praktijk blijkt er heel anders uit te zien.

2. ongelijk tijdens je carrière

armsten betalen extra belasting

Hoe meer je verdient, hoe meer belasting je hoort te betalen. Dat is al jaren de opvatting waar veel mensen het wel over eens zijn. De rijken kunnen makkelijker een groter deel van hun inkomen missen, en bovendien corrigeert het te grote inkomensverschillen.

Kijk dan eens bovenstaande grafiek uit het boek The Triumph of Injustice van  Piketty's leerlingen, Gabriel Zucman en Emmanuel Saez.

Zucman en Saez berekenden de gemiddelde belastindruk, wanneer je alle verschillende soorten belastingen – lokaal en nationaal – meeneemt. Wat blijkt: zowel de armen als de rijken betalen ongeveer hetzelfde percentage belasting. De armsten mensen dragen in verhouding evenveel bij als de rijkste mensen.

Want sociale premies en consumptiebelastingen, zoals BTW, blijken extra zwaar te drukken op de armere bevolkingsgroepen. De grafiek gaat over de Verenigde Staten, maar voor Europese landen geldt ongeveer hetzelfde beeld, zegt Gabriel Zucman.

Ook nog opvallend: sinds een aantal belastingverlagingen in 2018, betalen de rijkste vierhonderd Amerikanen minder belasting dan de meeste mensen. Met andere woorden: de rijke investeerder Warren Buffet betaalt minder belasting dan zijn secetaresse.

3. ongelijk in wat je bezit

vermogensbelasting

Om ongelijkheid aan te pakken moeten de rijken dus meer gaan betalen. Maar, hoe doe je dat? Veel rijken lijken de belastingdienst immers net altijd even te slim af te zijn. Hoe dat kan, zien we in bovenstaande grafiek van Piketty, die toont wat voor soort vermogen armen en rijken bezitten (voor Frankrijk, maar hetzelfde beeld geldt voor Nederland). 

Armen bezitten vooral geld (hoewel de armste helft niet eens 5 procent van de totale rijkdom bezit), terwijl rijken vooral vooral aandelen, obligaties en vastgoed bezitten.

Om deze reden is een progressieve vermogensbelasting nodig, zeggen Piketty en Zucman. Ultrarijken, zoals zakenman Warren Buffett, herinvesteren hun bedrijfswinsten vaak direct opnieuw, zodat ze amper inkomstenbelastingen hoeven te betalen. Maar door die investeringen groeien hun vermogens wél weer.

Daarom hebben we een vermogensbelasting nodig (zie grafiek hiervoor). Op die manier dragen ook de rijken genoeg bij aan onze publieke investeringen. Én voorkomen we dat de allerrijksten te veel invloed krijgen op de politiek, media en uiteindelijk onze democratie.

 

hoe was het vroegâh?

Landen hebben niet altijd al oneerlijke belastingen gehad. Tussen pak 'm beet 1940 en 1980 hanteerden veel landen, met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk voorop, maximum tarieven van bijna 100 procent voor de allerhoogste inkomens. 

'Niemand zou na belastingaftrek meer moeten verdienen dan 25 duizend dollar per jaar (gelijk aan 1 miljoen euro vandaag)', stelde de Amerikaanse president Roosevelt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al het inkomen daarboven moest van hem worden besteed aan het winnen van de oorlog, en hij pleitte dan ook voor een toptarief van 100 procent. Dat vond het Amerikaans Congres wat gortig; het werd 94 procent.