Onze activiteiten in de Noordzee hebben grote delen van het ecosysteem onder water verwoest. Maar er is een manier om het tij te keren: windmolens.

Illustratie door: Fleurine Brijker


 

Hoe windmolens op zee nieuwe ecosystemen kunnen creëren

Onze activiteiten in de Noordzee hebben grote delen van het ecosysteem onder water verwoest. Maar er is een manier om het tij te keren: windmolens.

Lotte Schuengel - 12 November 2021

Het is een herrie van jewelste op de Noordzee. Met het heen- en weer gevaar van grote schepen, het gesleep met visnetten, het gebagger van vaargeulen, het aanleggen van kabels, het boren naar olie- en gas, en de bouw van enorme windmolenparken voor de energietransitie, is het een van de drukste zeeën ter wereld. 

Tegelijkertijd is ons deel van de Noordzee met 57 duizend vierkante kilometer ook het grootste natuurgebied van Nederland. Er leven haaien, roggen, dolfijnen, zeehonden, oesters, mosselen, krabbetjes, kabeljauwen, garnalen, zeesterren en haringen.

Toch heeft het er wel eens beter voor gestaan. Voordat de visserij ging intensiveren, was de Noordzeebodem een weelde van mossel- en oesterbanken: de koraalriffen van Nederland. Daar konden kreeftjes, wormen, poliepen, schelpdieren en anemonen zich hechten aan gesteente en aan elkaar. Zulke rifsystemen zuiveren het water. Door helder water kan meer zonlicht doordringen, waardoor verschillende soorten zeewier goed kunnen groeien.

Zo vormden zich intacte, symbiotische ecosystemen. Die fungeerden vervolgens als schuilplaats, voedselbron en kraamkamer voor vissen en garnaaltjes. Daar kwamen dan weer grotere dieren op af, zoals zeehonden en zeevogels. En bovendien de vleet: een rog van mythologische proporties die een spanwijdte tot twee meter kan bereiken.

Een ecologische woestijn

Nog in 1883 was dertig procent van de Noordzeebodem bedekt met oesterbanken. Maar het gesleep met grote netten heeft deze bodemgemeenschappen bijna totaal verwoest en de bodem van de zee in een grote zandvlakte veranderd. Dieren die zich niet kunnen ingraven in het zand om zich te verschuilen, hebben daar weinig meer te zoeken. Door het troebele water kan zeewier niet meer goed groeien. Waar in de riffen het voedsel voor het oprapen lag, zijn deze vlaktes een vruchteloze woestijn. De platte oester, ooit een talrijk inheems exportproduct, is inmiddels bijna uitgestorven en vervangen door de geïmporteerde Japanse oester. Die gedijt juist op zachte ondergronden, maar vormt als veelvraat ook een gevaar voor het andere zeeleven.

'De afgelopen honderd jaar is het leven langzaam uit de Noordzee verdwenen'

De afwezigheid van voedsel heeft de dieren steeds verder van de kust gedreven, waardoor vissers op hun beurt verder moeten uitvaren om vis te vangen, en ook daar weer schade aanrichten aan het ecosysteem. Zo verdween het leven langzaam uit de zee. Hoewel het dankzij innovaties in de visserij en strengere wetgeving rondom natuurgebieden op sommige plekken alweer wat beter gaat met de dieren, zijn we nog niet terug op het oude niveau. 

En het wordt alleen maar drukker op zee. Maar kan de alsmaar toenemende menselijke activiteit op zee misschien ook juist een uitweg bieden aan het onderwaterleven? 

Wind op zee: de plannen tot 2030

Wie op een heldere dag het strand bij Egmond aan Zee op gaat, ziet ze misschien in de verte draaien: offshore windmolens. Veertien jaar geleden werd daar het eerste windmolenpark op de Nederlandse zee officieel in bedrijf gesteld door destijds prins Willem-Alexander. Tien kilometer uit de kust stonden ze, 36 windmolens, onder de naam NoordZeeWind: een samenwerking tussen Shell en Nuon die 100 duizend huishoudens van stroom ging voorzien.

Het jaar erop, in 2008, opende het Prinses Amaliawindpark voor de kust van IJmuiden. Met ditmaal twee keer zo veel turbines, en twee keer zo ver weg. De financiële crisis legde deze ontwikkelingen tijdelijk aan banden. Pas vanaf 2015 kwamen er weer offshore windparken bij: met Luchterduinen bij Noordwijk (43 turbines), Gemini bij Ameland (150 turbines) en Borssele bij Zeeland (173, in aanbouw) staat de teller voorlopig op vijf windparken en 462 windturbines op zee. Met een totale oppervlakte van 478 vierkante kilometer nemen deze parken 0,8 procent van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone van de Noordzee in beslag.

Om zo’n windturbine in de zee te plaatsen, wordt er eerst een grote funderingspaal in de grond geplaatst. Dat heet ‘heien’. Om die stabiel te houden, worden daar stenen omheen gestort. Bovenop de paal wordt de windmolen in elkaar gezet. 

De komende jaren blijven we nog even doorbouwen. Tot 2030 staan er nog ten minste zes offshore windparken gepland, met als doel dat over tien jaar 40 procent van de energievoorziening uit windparken op de Noordzee komt. Daar heb je in totaal 1100 windturbines voor nodig.

De terugkeer van de platte oester

Drieëneenhalf jaar na de aanleg van het Prinses Amaliawindpark, doken onderzoekers van de Universiteit van Gent het water bij IJmuiden in om te kijken hoe het eraan toeging op de bodem rondom de turbines. Ze namen monsters van de wanden van de turbines, die inmiddels waren overwoekerd door ‘epifauna’: een categorie dieren die zich hechten aan harde ondergrond. Daarin troffen ze in totaal 88 verschillende soorten aan, waaronder algen, mosselen, pissebedden, neteldieren, borstelwormen, zee-egels, vlokreeftjes, anemonen en zeesterren. De stortstenen waren voor de helft bedekt met mosdiertjes. Van die mosdiertjes vonden de onderzoekers er een aantal die zeldzaam zijn, en zelfs een soort die nog nooit in Nederland was aangetroffen.

Hoewel de turbines van het Prinses Amaliawindpark slechts 0,12 procent extra hard oppervlak toevoegde aan het gebied, schatten de onderzoekers dat de biomassa - de totale hoeveelheid dieren en planten - er met 49 procent was toegenomen. Twee jaar laten herhaalden ze dit onderzoek, en troffen ze weer nieuwe soorten aan. De totale biomassa was inmiddels twee keer zo hoog als in 2011. 

'In zes jaar tijd is de totale biomassa in de windparken meer dan verdubbeld'

Zeldzame soorten die wetenschappers aantroffen waren bijvoorbeeld de verdikte fuikhoren, een zeeslak die bijna uit de Noordzee is verdwenen. Ook de Noordse rotsboorder (een schelp), de roodgevlekte kroonslak (een anemoon), de Noordzeekreeft en de wrattige sterslak verrasten de onderzoekers. Met als kers op de taart een oerhollandse platte oester, die zich op negen meter diepte aan een van de turbines had genesteld.

Dat onder water ecosystemen gedijen op menselijke structuren is eigenlijk niets nieuws. Voor de aanleg van windparken, troffen duikers al uitgebreide biotopen aan op gezonken scheepswrakken en boorplatforms, waar hydropoliepen en zeeanjelieren felgekleurde begroeiingen vormden. Onze bouwwerken zijn een dankbare vervanging voor het gesteente dat er ooit was. Wat bovendien helpt, is dat tussen de windturbines niet mag worden gevist, gebaggerd of geboord. Zo is het er vrij rustig, en hebben de dieren de tijd om voedsel te zoeken en zich voort te planten.

En vogels dan?

Toch is het ietwat opportunistisch gedacht dat de biodiversiteit in de Noordzee de komende tien jaar vanzelf wel herstelt naarmate we meer windparken aanleggen. Er is ook bewijs dat het geluid van het heien van de fundering in de bodem juist heel schadelijk is voor waterdieren. Onder water is het makkelijker horen dan zien. Dieren zoals bruinvissen gebruiken bijvoorbeeld echolocatie - het luisteren naar weerkaatsing van ‘kliks’ - om te navigeren, voedsel te vinden en met elkaar te communiceren. Niet-natuurlijke herrie onder water verstoort deze processen en kan zelfs gehoorverlies veroorzaken.

Om te voorkomen dat de bruinvispopulatie verder afneemt, zijn er nu stillere heimachines in ontwikkeling, en wordt er ook gewerkt aan een hei-loze methode voor de aanleg van turbines. En zullen windmolens in de toekomst misschien op water drijven. 

'Onderzoekers willen dat de windmolens kunnen worden stilgelegd op momenten dat de vogeltrek druk is'

Als ze er eenmaal staan profiteren de meeste waterdieren ervan, maar sommige dieren boven water hebben minder baat bij de draaiende wieken. Vleermuizen en vogels in hogere vliegzones komen regelmatig om het leven door windturbines: 33 vogels per turbine per jaar. Vooral ‘s nachts kunnen vogels de wieken moeilijk zien, en vliegen ze er wel eens tegenaan. Het hangt echter van het type vogel af hoe ze omgaan met dit potentiële gevaar. Jan-van-Genten, een soort meeuwen, worden bang van de wieken en blijven weg uit dit leefgebied. Terwijl aalscholvers juist op deze gebieden afkomen en zo terrein winnen. Op ten duur willen onderzoekers dat de windmolens kunnen worden stilgelegd op momenten dat de vogeltrek druk is. Dat kan binnenkort dankzij een speciale vogelradar, die nu ook al wordt ingezet door de luchtmacht.

Natuurinclusieve windparken

Nu we weten dat er onder dieren ook animo is voor huisvesting op een turbine, kunnen we het plaatsingsproces nog beter inrichten om een omgeving te creëren in harmonie met het zeeleven. In 2018 ontstond daarom het project De Rijke Noordzee: een samenwerking van natuurorganisaties, energieleveranciers en universiteiten bedoeld om het natuurherstel in de zee te integreren met de overstap op groene energie. Energiebedrijf TenneT plaatst bijvoorbeeld ‘vishotels’ in de onderwaterfundering van transformatorstations. En in oktober 2020 zette een team onderzoekers 2400 platte oesters uit op de voet van de turbines bij windpark Borssele. Een jaar later gaat het goed met de oesters. 

Rustiger gaat het niet worden in de Noordzee. Met de plannen die op tafel liggen zal er de komende jaren nog veel meer energie worden gewonnen en handel worden gedreven. Je zou al snel denken dat het alleen maar slechter zal gaan met de natuur. Maar we weten ook dat de natuur een ongekend aanpassingsvermogen heeft. Er zijn nu volop aanwijzingen dat de nieuwe infrastructuren op zee die goed zijn voor mensen, ook goed kunnen zijn voor dieren.