Toen in de jaren zestig de woningnood in Amsterdam schreeuwend groot werd, stortten planologen en stedenbouwkundigen zich met kinderlijk enthousiasme op het stuk polder ten zuidoosten van de hoofdstad. Maar alle toekomstdromen sloegen stuk op het keiharde beton van de Bijlmer en afbraak leek de enige oplossing om het tij van criminaliteit, leegstand en verliezen te keren.

Van stad van de toekomst tot zorgenkindje

In 1963 wordt er gestart met de bouw van de nieuwe wijk Bijlmermeer. Dat jaar wordt de grond van de Bijlmermeerpolder, aan de zuidoostkant van de stad met twee meter opgehoogd om plaats te kunnen maken voor zo’n 18.000 woningen. In die tijd bestaat nog een groot geloof in hoogbouw, het grootste deel van de woningen zou gebouwd worden in complexen van 11 verdiepingen hoog; de nu beruchte Bijlmerflats. Omdat de wijk wel een ruimtelijke uitstraling moest krijgen, was er veel plaats vrijgehouden voor brede binnenstraten en groenvoorzieningen.

Maar er wordt al snel afgeweken van de oorspronkelijke plannen voor de Bijlmer. Beetje bij beetje werd er beknibbeld op alle voorzieningen die bedacht waren voor de stad van de toekomst. Zo werden de binnenstraten niet op de begane grond aangelegd, maar een niveau hoger. Op straatniveau werden de flats opgevuld met bergingen, wat de openheid en veiligheid niet ten goede kwam. Ook de grote groene binnenruimtes werden beperkt; de woningcorporaties bouwden daar extra woningen om de huuropbrengsten van de wijk wat op te vijzelen. Verder werd er bezuinigd op het aantal liften en kwam de snelle metroverbinding met de binnenstad pas jaren later in gebruik dan de bedoeling was.

Maar er waren ook externe factoren die de Bijlmer onder druk zetten. De verwachting van de planologen was dat er vooral middenklassegezinnen in de flats zouden trekken, maar tegen de tijd dat de betonnen kolossen geschikt waren voor bewoning, kreeg de nieuwe wijk stevige concurrentie van verschillende voorsteden van Amsterdam, waar de nieuwbouwwijken vol aantrekkelijke rijtjeshuizen met tuintjes uit de grond schoten. Verder bleek de bevolking ondanks de babyboom minder snel te groeien dan gedacht.

Al voor het tienjarig jubileum van de wijk stond een gedeelte van de woningen al leeg. De kosten voor de woningbouwverenigingen liepen op. Toen halverwege de jaren zeventig Suriname onafhankelijk werd, kwamen er veel Surinamers naar de wijk. Ze maken nog steeds eenderde van de totale bevolking van de Bijlmer uit. De wijk werd steeds meer geteisterd door hoge werkloosheid, drugsproblemen en onveiligheid. Begin jaren tachtig was de reputatie van de Bijlmer als slechte wijk van Nederland een feit.

Er worden talloze plannen ontwikkeld om de wijk te verbeteren. De parkeergarages, die erg onveilig zijn, worden veelal afgebroken, en de woningcorporaties stoppen al hun activiteiten in de Bijlmer in één stichting, Nieuw Amsterdam.

Als deze inspanningen niet afdoende blijken te zijn, ontstaat een plan voor afbraak van delen van de Bijlmer. Tegelijk met de sloop van een aantal flats en het verlagen van een aantal wegen moeten er projecten gestart worden voor sociaal-economische vernieuwing. Halverwege de jaren negentig wordt de vernieuwing van de Bijlmer opgestart. Veel van de nieuwe woningen worden koopwoningen, en tegelijkertijd wordt er stevig gebouwd aan de ArenA Boulevard, een nieuw gebied waar onder andere het nieuwe Ajax-stadion staat.

Maar of de nieuwe planologen de wijk leefbaarder kunnen maken is nog maar de vraag. De Bijlmer kent nog steeds een hoge werkloosheid, en de werkgelegenheidsprojecten die zijn opgestart hebben vooralsnog alleen Melkertbanen opgeleverd. Van de slechte naam die de wijk heeft opgebouwd is de Bijlmer in ieder geval voorlopig nog niet verlost.