Biotechnologie. Voor de één heeft het woord een sinistere klank, voor de ander betekent het vooruitgang. Stier Herman, het eerste transgene rund ter wereld, zorgde in de eerste helft van de jaren negentig voor hevige beroering in de publieke opinie.

DOOR KEES SLUYS
dit artikel verscheen in VPRO gids nr. 48

Meningen over biotechnologie in ons land

In de film Gemiste kans over de perikelen rond stier Herman (maker: Jos Wassink) trekt een stoet aan direct betrokkenen voorbij. Zoals Herman de Boer, de geestelijke vader van Herman en oprichter van het biotechbedrijf Pharming, die medicinale eiwitten wilde maken in de melk van koeien; ex-directeur Hans van der Wielen van Nutricia, dat aantrekkelijk commerciële perspectieven zag gloren, en er een verborgen agenda op na bleek te houden; oud-minister van Landbouw Bukman, die ook nu nog nauwelijks over zijn lippen kan krijgen dat hij de Tweede Kamer niet geheel naar behoren had ingelicht; ethicus Tjard de Cock Buning, destijds lid van de commissie-Schroten, die de proeven met Herman uiteindelijk goedkeurde. En natuurlijk Michiel Linskens van de Dierenbescherming, die keer op keer in het geweer kwam tegen allerlei valse voorstellingen van zaken.
In de documentaire laat Linskens (inmiddels niet meer werkzaam bij de Dierenbescherming) ook niet zonder trots weten dat Nederland wat biotechnologie met dieren betreft een ‘taboeland’ is geworden.

Maar is zo’n taboe eigenlijk wel iets om trots op te zijn? Is het wel zo’n goede zaak dat Nederland inmiddels ongeveer het strengste biotechnologiebeleid van de wereld voert?

Wij legden dit soort vragen voor aan de Dierenbescherming anno 2002 – in de persoon van voorlichtster Maaike Werner en Janne Kuil, als beleidsmedewerkster dierproeven en biotechnologie opvolgster van Linskens. Aan Rob Jansen, directeur van de Nederlandse Biotechnologie Associatie Niaba. En aan Frans Brom, werkzaam aan het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht aan de Universiteit Utrecht. Hij maakte deel uit van de genoemde commissie-Schroten, en promoveerde in 1997 op stier Herman.

1. DE DIERENBESCHERMING

‘Het gaat om de integriteit van het dier’

Hoe kijken jullie terug op de affaire rond stier Herman?

Maaike Werner: ‘Herman heeft een gezicht gegeven aan die hele discussie over biotechnologie. Die was zo abstract, mensen wisten absoluut niet wat het was, totdat daar opeens die grote stier verscheen, met in elke cel een stukje menselijke eigenschap.’

Janne Kuil: ‘Ik ben er heel erg trots op dat de dierenbescherming het probleem niet alleen bij het publiek, maar ook bij de politici op de agenda heeft gezet. Ik denk ook dat we er trots op mogen zijn dat onze activiteiten de wetgeving enorm heeft beïnvloed. Bedrijven hebben gemerkt dat ze niet zomaar achter gesloten deuren hun gang konden gaan.’

Wat als jullie er niet waren geweest?

MW: ‘Dan had het publiek niets geweten en waren we waarschijnlijk de richting ingegaan van het klakkeloos gebruiken van dieren voor wat je maar wil.’

JK: ‘Als het gaat om zaken die werkelijk tellen (gezondheid, kunnen leven naar jouw eigen soortspecifiek gedrag, niet gemarteld en niet zomaar gedood worden) zijn dieren in feite niet zo wezenlijk anders dan wij.’
Dierlijke waardigheid?

JK: ‘Wij gebruiken de term “intrinsieke waarde”. Die moet erkend worden.’
Kun je dan nog wel aan biotechniek doen?

MW: ‘Als het gaat om landbouwhuisdieren waarbij het doel is verbetering van productie, is het antwoord: nee. Schapen die vanzelf hun wol laten vallen, varkens met meer vlees en minder vet, dat soort gemaakte dieren accepteren we niet.’
JK: ‘Maar je kunt niet altijd voor het belang van dieren kiezen. Onderzoek met transgene muizen kan van belang zijn voor het ontwikkelen van bepaalde medicijnen. Op zo’n moment erkennen we ook de belangen van patiënten en van onderzoekers. Al zeggen we er wel bij: kijk eerst naar alternatieve methoden.’

Zou Herman iets merken van dat menselijke gen?

MW: ‘Nee, maar daar gaat het niet om. Het gaat er om dat je geen dieren maakt die precies in jouw plaatje passen.’

JK: ‘Ik ben ervan overtuigd dat Herman geen last heeft gehad van het feit dat hij een menselijk gen draagt. Maar in heel veel andere gevallen is er wel degelijk iets aan de hand. Men weet helemaal niet precies wat zo’n extra stukje genetisch materiaal in die cellen allemaal teweegbrengt. We hebben al zo veel gezondheids- en welzijnsproblemen bij genetisch gemanipuleerde dieren gezien.
Maar ook al heeft een dier er geen last van, je tast toch iets aan.’
Wat te denken van die verhalen dat Nederland een grote achterstand oploopt als we niet mogen doorgaan met dit soort experimenten?

JK: ‘Zo’n vaart loopt dat meestal niet. Het is een soort angstsituatie creëren: dat Nederland de boot gaat missen. Maar biotechnologie is gewoon een hype, waarmee men denkt geld te kunnen verdienen. Ik geloof niet zo in al die fantastische perspectieven. Ik heb me een beetje in de materie verdiept, maar als je weet hoe complex het in elkaar zit….’

MW: ‘Genetica is zo’n duister gebied. Kun je nooit in kaart brengen.’

JK: ‘Nou, misschien wel in kaart brengen, maar de toepassingen zijn zo griezelig. Ik begrijp de drang en de nieuwsgierigheid. Maar het microgebeuren is zo eng, dat is echt een doos van Pandora. We begeven ons op een gebied waarvan we later zullen denken: hadden we dat toen in godsnaam maar gestopt. Al dat rommel met bacteriën en genen in planten… het is zó beangstigend. Daar word je wanhopig van. Dan denk ik, laat mij maar met dieren bezig zijn.’

===========

NIABA - DE NEDERLANDSE BIOTECH ASSOCIATIE

‘Biotechnologie wordt drijvende economische kracht’

Rob Jansen: ‘Ik heb de zaak destijds niet echt gevolgd, ik zit hier pas een jaar of drie. Het probleem ligt denk ik voor een groot gedeelte hier in: dat in Nederland te veel wordt gekeken naar het voorkómen van ongewenste zaken, en te weinig naar de haalbaarheid van alternatieven. Zonder specifiek op stier Herman in te gaan moet je toch constateren dat je bij nieuwe technologische ontwikkelingen in het begin niet altijd precies kunt inschatten wat de meest haalbare of meest interessante mogelijkheid is. Stel, je kunt een levensreddend medicijn maken uit een dier dat je genetisch verandert, maar een andere, op het oog ongeveer gelijkwaardige, mogelijkheid is dat je zo’n medicijn in cellen kan produceren. Wat doe je dan in het begin van het traject? Je weet dan nog niet wat de kosten zullen zijn. Dan zijn wij er voorstander van – zolang dat voor het dier niet een onacceptabel nadeel met zich meebrengt – dat je zoveel mogelijk beide opties ontwikkelt en op een gegeven moment gaat kijken wat het beste alternatief is. Als je dat niet zou doen, kom je er later misschien achter dat je de meest interessante of meest haalbare optie hebt laten liggen.

Maar in zijn algemeenheid is het bedrijfsleven van mening: als je het zonder dieren kan doen: graag. Niet omdat je dan geen problemen met actiegroepen krijgt, maar omdat het technisch vaak niet eens de makkelijkste weg is. Als je een dier genetisch verandert duurt het een hele tijd voordat hij zo ontwikkeld is dat je er wat mee kunt. En dan loop je ook nog het risico dat het misschien helemaal niet zo werkt als je zou willen of dat de productie onvoldoende is.’

‘Mensen hebben bij dit soort discussies nogal eens de neiging om de risico’s bij wijze van spreken onder nul te brengen. Maar niets in het leven is zonder risico. En bij veel nieuwe technische ontwikkelingen is juist al heel veel naar de risico’s gekeken. Met name in het milieuwereldje is er nogal wat discussie over bepaalde gentechgewassen, maar als je de gentechnologie van nu vergelijkt met hoe men dat in de tweede helft van de vorige eeuw aanpakte, dan zijn risico’s nu veel beter in te schatten: nu weet je wát je verandert in die gewassen.
Toch ontstaat er bij bepaalde groepen een eenzijdige discussie over en dat is geen goede zaak voor de samenleving. In feite wordt de ontwikkeling van allerlei nuttige en waardevolle toepassingen geblokkeerd. Je ziet ook dat de overheid de biotechnologie het ene moment stimuleert en het andere moment op de rem gaat staan. Allerlei wet- en regelgeving is bij ons strenger dan in omringende landen. Voor sommige bedrijven reden om het land te verlaten. Dat is niet alleen slecht voor de werkgelegenheid, maar kan op termijn ook gevolgen hebben voor het wetenschappelijk onderzoek.’

‘Een jaar of tien geleden behoorde Nederland op het gebied van biotechnologie nog tot de top van Europa. Nu staan we pakweg op een zevende of achtste plek. Je ziet dat Europa weer achter gaat lopen op de VS en op bepaalde terreinen zijn landen als China ook al verder dan Europa. Als die trend doorzet is dat zorgelijk. Op lange termijn loop je het risicio dat je allerlei producten en kennis moet importeren en dat je niet eens meer de kennis in eigen land hebt om die nieuwe dingen op veiligheid, wenselijkheid etc. te onderzoeken.
Bovendien, velen verwachten wereldwijd dat de biotechnologie een van de drijvende economische krachten van de 21ste eeuw wordt. Biotechnologie is dus heel belangrijk voor ons land.’

============

DE BIO-ETHICUS

‘Stier Herman was een echte casus’

Hoe kijk jij er op terug?

Frans Brom: ‘Biotechnologie bij dieren is een instrument waar we voorzichtig mee moeten zijn. Ik ben niet tegen, denk ook niet dat er voldoende argumenten zijn om te zeggen dat je het nooit moet doen. Maar je moet het niet zomaar laten afhangen van allerlei commerciële en wetenschappelijke belangen. Zoals het nu in het Besluit Biotechnologie voor dieren is geregeld vind ik goed. Mensen hoeven niet bang te zijn dat er achter gesloten deuren hele enge dingen gebeuren.’

Was stier Herman een ideale casus voor een ethicus om op te promoveren?

‘Nou, ik zou zeggen een échte casus. Er zaten allerlei kanten aan. Ten eerste was er de spanning tussen het onderzoek dat werd gedaan en de vraag wat voor resultaat het zou opleveren; het was een experiment waarbij je vantevoren niet kon weten wat er uit zou komen.

Interessant was ook de vraag of het beoogde doel wel belangrijk genoeg was om met Herman te experimenteren. Hoe bepaal je zoiets?
Goed naar voren kwam ook de problematiek rond dierenwelzijn. Het was onduidelijk wat dit experiment voor het dier zou betekenen. Wat, kun je je afvragen, betekent dan de uitspraak van de onderzoekers: we doen het niet als het welzijn te zeer geschaad wordt?
En dan is er de relatie wetenschap-bedrijfsleven-samenleving. Commerciële belangen vragen soms om geheimhouding. Maar wanneer er tegelijkertijd een open dialoog met de samenleving gevoerd moet worden, wordt het lastig. Dar zijn we nog niet uit.’
Wat vond je van de bemoeienis van de dierenbescherming?

‘Sommige argumentaties en acties waren wat minder gelukkig, maar ze hebben het heel scherp gedaan, vanuit hun belang: bescherming van dieren. Al is dat natuurlijk niet zaligmakend. Patiëntengroeperingen wezen juist op het grote belang van dit soort onderzoek, dat nieuwe geneesmiddelen mogelijk maakt.’

Kun je algemene conclusies trekken?

‘Stier Herman is een beetje het slachtoffer geworden van de eerder daarvoor gebrachte hype rond biotechnologie: we hebben de bouwstenen van het leven ontdekt en daar gaan we nu iets mee doen.
Maar als je dat roept en je legt dat vervolgens niet goed uit aan de samenleving, dan krijg je problemen.
Als biotechbedrijven vinden dat er te negatief naar ze wordt gekeken, moeten ze laten zien waarom dat onterecht is. En niet roepen: jullie moeten niet zo negatief zijn. Anderzijds moet je actiegroepen of pressiegroepen ook niet op voorhand geloven. Ach, het is heel goed dat soms de vinger op een pijnlijke plek wordt gelegd.’

============

DE OVERHEID

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zegt: ‘Nee, tenzij’

Op de vraag of Stier Herman een rol heeft gespeeld bij het tot standkomen van regelgeving met betrekking tot biotechnologie bij dieren laat het ministerie van LNV weten: ‘Nee, de ontwikkeling van regelgeving op het gebied van dierlijke biotechnologie was al op gang toen Stier Herman in 1990 ter wereld kwam. Nadat in 1992 de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) was aangenomen, werden de experimenten met Stier Herman met name door de Dierenbescherming in de publiciteit gebracht. Hierdoor werd wel de discussie over de (on)wenselijkheid van biotechnologie aangewakkerd. Op 1 april 1997 is het Besluit Biotechnologie bij dieren van kracht geworden. Als gevolg hiervan is het per deze datum in Nederland verboden zonder vergunning van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij dieren genetisch te modificeren.’

Over het besluit 'Biotechnologie bij dieren' (zie link 1)

‘In Nederland is sprake van een ‘Nee, tenzij’-beleid ten aanzien van biotechnologie bij dieren. Dit betekent dat het verboden is om het genetisch materiaal van dieren te wijzigen en om biotechnologische handelingen bij een dier of embryo toe te passen, tenzij de minister van LNV hiervoor een vergunning afgeeft. De minister verleent alleen een vergunning als er naar zijn mening geen doorslaggevende ethische bezwaren tegen de handelingen bestaan en de handelingen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gezondheid en het welzijn van de dieren. Juist omdat het nog onduidelijk is wat de grenzen van het aanvaardbare zijn met betrekking tot biotechnologie bij dieren, is gekozen voor een individuele toetsing van elke aanvraag voor vergunning om uiteindelijk te komen tot maatschappelijke overeenstemming en acceptatie over welke biotechnologische handelingen bij dieren wel en welke niet ethisch aanvaardbaar zijn.’

Op de internetsite van het ministerie van LNV staat een overzicht te lezen van alle vergunningen die sinds juli 2002 zijn afgegeven. Daaruit blijkt dat – naast een enkele kikker, rat, zebravis en nematode-worm – vrijwel alle proefdieren muizen zijn. Ze worden gebruikt voor onderzoek naar inzicht in ontstaan van kanker en aderverkalking, inzicht in de normale ontwikkeling en pathologie van het hart, cel-celcommunicatie in embryogenese, regulatieprocessen in zenuw- en endocriene cellen, chronische ontstekingsreacties bij auto-immuunziekten en talloze andere (met name medische) toepassingen.

november 2002, Kees Sluys